10-03 RvT Groningen

Beweerdelijke oplichting, leugens en chantage. Onjuiste maatvoering van te bouwen woning in de publiciteit brengen. Ongepaste reactie op ingediende klacht. De koper van een nieuwbouwwoning ontdekt na het sluiten van de koop-/aannemingsover-eenkomst dat de inhoud van de woning geen 750 m3 meet zoals op Funda staat, maar volgens de architect slechts 635 m3. De makelaar past daarop onmiddellijk zijn aanbieding aan. De raad van toezicht sluit niet uit dat de makelaar bij zijn berekening die hij van bouwtekeningen moest maken, een vergissing heeft begaan. Van oplichting en leugenachtig optreden is niet gebleken. Wél acht de raad het ongepast dat de makelaar geconfronteerd met de in scherpe bewoordingen geformuleerde forse aantijgingen, reageerde met een schadeclaim als klager zijn klacht niet zou intrekken. Download uitspraak (pdf)

De Raad van Toezicht Groningen geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

de heer F.G.M. wonende te B, klager,

tegen

de heer E.H.K. makelaar o.g. te S, voorheen lid van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM, thans aangesloten NVM-makelaar, beklaagde

1.                        Verloop van de procedure
1.1.         Bij brief met bijlagen van 9 februari 2010, gericht aan de voorzitter van de Vereniging, heeft klager zich over beklaagde beklaagd.
1.2.         Over deze klacht is enige correspondentie gevoerd tussen de afdeling Consumentenvoorlichting van de Vereniging, klager en beklaagde, maar de activiteiten van de afdeling hebben niet tot een regeling van deze klacht geleid. Bij brief met bijlagen van 13 april 2010 heeft klager zijn klacht nader gesubstantieerd en heeft hij verzocht de klacht door te zenden naar de Raad van Toezicht.
1.3.         Bij brief met bijlagen van 23 april 2010 heeft de afdeling de klacht in handen gesteld van de Raad ter behandeling.
1.4.         De mondelinge behandeling van deze klacht heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2010 waar klager is verschenen alsmede beklaagde, vergezeld door zijn raadsman mr. G, advocaat te L. Door c.q. namens partijen is een nadere toelichting gegeven op de klacht en is op vragen van de Raad geantwoord.

2.            De feiten
2.1.         Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet behoorlijk gemotiveerd betwist alsmede op grond van de overgelegde bescheiden, voor zover niet betwist, staan tussen partijen de navolgende feiten vast.
2.2.         Beklaagde heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een koop-/aannemingsovereenkomst tussen klager en Bouwbedrijf W te N. Blijkens deze overeenkomst, die op 4 mei 2006 door klager is ondertekend zou deze aannemer in B voor een totaalbedrag van € 345.000,- inclusief grondkosten en omzetbelasting een vrijstaande woning bouwen van het type ‘V’.
2.3.         Voorafgaand aan het tekenen van de koopovereenkomst ontving klager van beklaagde de uitvoerige documentatie van bouwbedrijf W en het projectontwikkelingbureau P B.V. met betrekking tot het plan F te B. In deze documentatie waren gegevens opgenomen en informatie over de plaats B, de projectbeschrijving, de indeling en uitvoering en opbouw en afwerking van de te bouwen woningen. Voorts was daaraan gehecht een situatietekening op de schaal 1:500 van de ligging op kaart van de woning en detailtekeningen van de woning op schaal 1:60. Afgebeeld waren de voorgevel, de linkerzijgevel, de rechterzijgevel en de achtergevel van de woning en voorts de begane grond, de eerste verdieping en de tweede verdieping, alles op een schaal 1:60. Ten slotte stond in de brochure de doorsnede A-A eveneens op een schaal 1:60.
2.4.         Klager was op dit project geattendeerd via de website Funda waarop stond vermeld dat de woning een inhoud had van 750 m3 en een woonoppervlakte van 230 m2.
2.5.         Omdat de bouw van de woning nog diende te beginnen is klager via bemiddeling van beklaagde tijdelijk woonruimte gaan huren gedurende ongeveer twee jaren.
2.6.         Na het tekenen van de koopovereenkomst – toen klager ter plaatse van de bouw ging kijken en de vloeroppervlakte uitmat in verband met het bestellen van plavuizen – constateerde hij een oppervlakte die hij niet kon rijmen met de op Funda aangegeven inhoud van de woning van 750 m3.
2.7.         Klager heeft daarover beklaagde benaderd waarna gezamenlijk de inhoud ervan werd berekend op ongeveer 680 m3. Die inhoud heeft beklaagde vervolgens geverifieerd bij de projectontwikkelaar die daarover weer contact opnam met de architect, deze deelde mee dat hij een inhoud van 635 m3 had berekend.
2.8.         Over deze kwestie is door klager aan de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor gevraagd, waar klager, zijn echtgenote en beklaagde zijn gehoord, maar tot een procedure op basis van de daarin afgelegde verklaringen is het niet gekomen.
2.9.         Op 9 februari 2010 schreef beklaagde een brief aan de voorzitter van de vereniging naar aanleiding van een televisie-uitzending van Radar, die ging over de integriteit van (NVM)-makelaars. Klager schreef dat hij door beklaagde was benadeeld, dat deze frauduleus handelde, leugenachtig was en dat hij graag een reactie kreeg op zijn brief. Deze brief is op 23 februari 2010 door de Afdeling Consumentenvoorlichting aan beklaagde als klachtbrief toegezonden.Vervolgens heeft klager in een brief van 28 februari 2010 aan de vereniging zijn brief van 9 februari nader uitgewerkt
2.10.       Op 4 maart 2010 schreef beklaagde aan klager rechtstreeks onder meer:
Naar aanleiding van Uw brief aan de Consumentenvoorlichting van de NVM het volgende.
 Wij vinden de toonzetting van Uw brief van dien aard dat wij overwegen onze advocaat te vragen om de mogelijkheid te onderzoeken om gerechtelijke stappen tegen U te ondernemen vanwege laster en smaad.. Tevens overwegen wij dan een schadeclaim tegen U in te dienen voor alle kosten die wij genoodzaakt zijn te maken om ons tegen uw ongegronde aantijgingen te verweren. Ik geef U hierbij 7 dagen na dagtekening van deze brief de tijd om uw bij de NVM ingediende klacht in te trekken, bij gebreke waarvan het vorenstaande in werking zal worden gesteld..
  
3.            De klacht
3.1.         Samengevat en zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat beklaagde anders heeft gehandeld dan een behoorlijk makelaar betaamt doordat hij
   a.         zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (hij heeft welbewust een woning met een inhoud van 620 m3 in de publiciteit aangeboden als had deze woning een inhoud van 750 m3),
   b.         zich schuldig heeft gemaakt aan leugenachtig gedrag (hij ontkent dat hij tegenover klager heeft verklaard dat de woning een inhoud had van 750 m3), en
   c.         zich schuldig heeft gemaakt aan chantage (hij heeft klager onder dreiging van een strafklacht en schadevergoeding wegens smaad, geprobeerd zijn klacht in te laten trekken).

4.            Het verweer   
4.1.                  Beklaagde merkt samengevat tot zijn verweer het navolgende op.
4.2.                  Beklaagde stelt dat hij eerst na de mededeling van klager dat de woning geen inhoud had van 750 m3 doch 635 m3 die mededeling heeft nagetrokken bij de projectontwikkelaar en de architect en geconstateerd dat de gepubliceerde inhoud onjuist was. Beklaagde heeft toen onmiddellijk op zijn eigen website en op de website van Funda de inhoudsmaat van de aangeboden woningen type V aangepast.
4.3.                  Daarbij heeft hij klager zijn excuses gemaakt voor de gemaakte vergissing. Beklaagde ontkent dat hij opzettelijk een onjuiste inhoudsmaat heeft vermeld om de woningen aantrekkelijker te doen lijken en de verkoop ervan te stimuleren.
4.4.                  Ook met betrekking tot het verwijt dat hij zou hebben gelogen ontkent beklaagde hetgeen klager stelt. Het opnemen van een onjuiste inhoudsmaat op de website was een vergissing maar geen leugen. Voorts heeft beklaagde in een voorlopig getuigenverhoor onder ede naar waarheid verklaard dat hij de stelling ontkent als zou hij beklaagde een inhoud van 750 m3 hebben voorgespiegeld in de onderhandelingen.
4.5.         Ten slotte ontkent beklaagde dat hij klager zou hebben gechanteerd in die zin dat hij klager een strafklacht of schadeclaims in het vooruitzicht heeft gesteld als hij zijn tuchtklacht tegen klager niet zou intrekken. Beklaagde voelde zich ernstig gegriefd door hetgeen klager aan de voorzitter schreef en hij wenste slechts op gepaste wijze op diens uitlatingen te reageren en te bevorderen dat klager zijn ongerechtvaardigde aantijgingen introk.

5.            De beoordeling van het geschil
5.1.         De klacht richt zich tegen makelaar Y te Z, die aangesloten NVM-makelaar is. De Raad van Toezicht Groningen is derhalve bevoegd om van deze klacht kennis te nemen.
5.2.         De Raad zal de drie klachtonderdelen zoals door klager geformuleerd achtereenvolgens bespreken. Het klachtonderdeel onder a. dat beklaagde zich schuldig zou hebben gemaakt aan oplichting acht de Raad niet komen vast te staan. Dat beklaagde bewust op zijn website of op de website van Funda een onjuiste inhoudsmaat van de te verkopen woningen zou hebben opgenomen om gegadigden op het verkeerde been te zetten en over de streep te trekken – waar het strafrechtelijk begrip oplichting in dit geval op zou neerkomen – acht de Raad niet komen vast te staan.
Daarbij neemt de Raad in overweging dat de woningen die door bemiddeling van beklaagde werden verkocht nog niet gebouwd waren c.q. in aanbouw waren en dat beklaagde, net als klager, slechts beschikte over de bouwtechnische tekeningen. Het is niet uitgesloten te achten dat door beklaagde inderdaad, zoals hij zegt, bij het berekenen van de inhoud een vergissing is gemaakt, die hij heeft hersteld toen hem de vergissing duidelijk werd. Daarbij neemt de Raad in overweging dat ook klager beschikte over de bouwtekeningen en de maatvoering van de woning waarvoor hij belangstelling had en die ook door hem werd gekocht/gebouwd. Klager had ook zelf (eerder dan hij heeft gedaan) de globale inhoud van de woning kunnen berekenen en daarover vóór het tekenen van de koop-/aannemingsovereenkomst, met beklaagde kunnen overleggen of hem vragen stellen. Klager stelt dat hij dit heeft gedaan, hetgeen beklaagde ontkent. Van enig schriftelijk stuk in de vorm van een e-mail of brief is niet gebleken. De Raad achter onder de gegeven omstandigheden dit klachtonderdeel niet komen vast te staan en ongegrond.
5.3.         Wat betreft het verwijt dat beklaagde zou hebben gelogen over de inhoudsmaat verwijst de Raad allereerst naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de verweten oplichting, welke argumentatie de Raad hier overneemt. Voor zover klager het aspect aanvoert dat beklaagde onder ede ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard dat door hem niet gesproken is over een inhoudsmaat van 750 m3 voordat klager daarover (na het tekenen van de koopovereenkomst) gerichte vragen stelde is de Raad van oordeel dat beide partijen met betrekking tot de gedane uitlatingen tegenover elkaar staan en dat het voor de Raad niet mogelijk is objectief vast te stellen welke verklaring de juiste is. Dat de echtgenote van klager onder ede dezelfde verklaring heeft afgelegd als klager zelf, namelijk dat beklaagde zich heeft uitgelaten zoals klager stelt, is voor de Raad onvoldoende, nu het hier gaat om een gezamenlijk partijbelang en geen onafhankelijke derde daarover heeft verklaard. Ook de echtgenote had aan de hand van de bouwtekeningen zich ervan kunnen vergewissen wat de inhoud globaal zou zijn van de nog te bouwen woning. Ook dit klachtonderdeel acht de Raad ongegrond.
5.4.         Wat betreft het klachtonderdeel onder c. met betrekking tot de chantagepoging is de Raad van oordeel dat dit onderdeel doel treft in die zin dat de Raad niet de woordkeus van klager tot de zijne maakt (en niet spreekt van chantage) maar het ongepast vindt en anders dan een behoorlijk makelaar betaamt, dat beklaagde zich in zijn brief van 4 maart 2010 in de richting van klager heeft uitgelaten zoals hij feitelijk heeft gedaan.Het past een makelaar, aangesloten bij de Vereniging niet, om een relatie zodanig onder druk te zetten dat deze zou moeten afzien van het hem krachtens het onderhavige verenigingsrecht toekomende recht zich bij de Raad van Toezicht over het handelen van beklaagde te beklagen.
5.5.         Wat de strafmaat betreft oordeelt de Raad dat hij zal volstaan met het gegrond verklaren van dit klachtonderdeel zonder het opleggen van een straf of maatregel. De Raad neemt daarbij in overweging dat de brief van 9 februari 2010 van beklaagde aan de voorzitter van de Vereniging en de opvolgende brief van 28 februari 2010 ernstige beschuldigingen in de richting van beklaagde inhielden en dat zij in scherpe bewoordingen waren gesteld. Dat vervolgens beklaagde in zijn brief van 4 maart 2010 eveneens scherpe bewoordingen gebruikt is daarom op zich begrijpelijk, zij het dat een sommatie tot intrekking van een bij de Vereniging ingediende klacht op straffe van juridische acties, beklaagde niet past. De Raad zal daarom uitspraak doen als na te melden.

6.                        De beslissing
6.1          De Raad verklaart het klachtonderdeel onder c. gegrond; de Raad verklaart de klacht voor het overige ongegrond. 
6.2          De Raad bepaalt dat beklaagde de kosten vallende op de behandeling van deze klacht voor zijn rekening dient te nemen tot een bedrag van € 2.350,- , te betalen aan de Vereniging binnen een termijn van zes weken nadat deze beslissing onaantastbaar zal zijn geworden.

ALDUS gewezen te Groningen op 1 oktober 2010 door mr. B. van den Bosch, voorzitter, C.A. Voogd, lid, en de secretaris mr. G.J. Niezink.
Getekend door de voorzitter en de secretaris op 29 oktober 2010.

mr. B. van den Bosch,                                                                        mr. G.J. Niezink,
voorzitter                                                                                             secretaris