11-2367 CRvT

Samenstelling Raad van toezicht. Oud en nieuw Reglement Tuchtrechtspraak. VvE-beheer. Onvoldoende reactie op vragen over beheer? De uitspraak van de Raad van toezicht is gedaan door drie rechtsprekers onder wie de secretaris. Dat is weliswaar in overeenstemming met de procedure zoals die is voorgeschreven met betrekking tot klachten van na 1 januari 2010, maar in strijd met het Reglement Tuchtrechtspraak 2009 dat gelet op het moment van indiening van de klacht van toepassing is. Om die reden wordt de beslissing van de raad van toezicht vernietigd. De Centrale Raad doet niettemin in hoogste ressort uitspraak.   Klagers zijn eigenaars van een appartementsrecht. Het bestuur en de administratie daarvan is opgedragen aan een makelaarskantoor. De dochter van klagers die het bewuste appartement bewoont, heeft de gelegenheid gehad de administratie in te zien en maakte daarvan ook gebruik. Nu daarnaast vaststaat dat de voorzitter van de VvE op de vragen van klagers zou antwoorden, kan het makelaarskantoor geen verwijten gemaakt worden. Download uitspraak (pdf)

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

A. S. en J. S-S., wonende te W, appellanten/klagers,

tegen

K. S., aangesloten NVM Makelaar, gevestigd en kantoorhoudende te G, beklaagde,

1.             Verloop van de procedure
1.1         Op 25 september 2009 hebben appellanten bij de Afdeling Consumentenvoorlichting van de NVM een klacht ingediend tegen beklaagde. De NVM heeft deze klacht doorgeleid aan de Raad van Toezicht Groningen. Deze heeft bij beslissing van 29 juli 2010, verzonden op 30 juli 2010, op die klacht beslist. In deze beslissing is de tegen beklaagde ingediende klacht ongegrond verklaard. Appellanten zijn bij brief van 10 september 2010 tijdig van deze beslissing in hoger beroep gekomen.
1.2         In hun beroepschrift van 14 oktober 2010 hebben appellanten de gronden aangevoerd waarop hun hoger beroep is gebaseerd.
1.3         Beklaagde heeft in zijn verweerschrift van 11 januari 2011 verweer gevoerd in hoger beroep.
1.4         In hun brief van 18 februari 2011 hebben appellanten op de inhoud van dit verweerschrift gereageerd.
1.5         De Centrale Raad van Toezicht heeft kennis genomen van de in eerste instantie tussen partijen gewisselde stukken en de beslissing van de Raad van Toezicht.
1.6         Ter zitting van 12 april 2011 van de Centrale Raad van Toezicht zijn verschenen:
                 appellanten vergezeld van mevrouw A.J. S;
                 beklaagde, vergezeld van J. B en M. van der D.
1.7         Partijen zijn door de Centrale Raad van Toezicht gehoord en hebben hun standpunten nader toegelicht.

2.             De feiten
2.1         Als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde bescheiden, voor zover niet betwist, staat het navolgende vast.
2.2         Appellanten zijn eigenaren van het appartementsrecht dat de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van een op de tweede verdieping gelegen appartement en een in het souterrain gelegen berging, in het gebouw gelegen aan de P-weg in G. Dit gebouw bevat vier winkelruimtes en 12 appartementen. Appellanten verhuren hun appartement aan hun dochter A.J. S.
2.3         De Vereniging van Eigenaren (hierna: VvE) heeft destijds aan het makelaarskantoor S BV (hierna: S BV) opdracht gegeven tot het beheer van dit gebouw. Vanaf 2006 hebben appellanten zich beklaagd over het gevoerde beheer.

3.             De klacht
3.1         De klacht, zoals deze door de Raad van Toezicht is samengevat, tegen welke samenvatting geen bezwaar is gemaakt, houdt het navolgende in.
3.2         Appellanten verwijten beklaagde dat deze heeft nagelaten om niet, danwel niet adequaat, te reageren op de door appellanten gestelde vragen over de wijze van uitvoering van de aan de door de VvE aan S B.V. gegeven opdracht. De door appellanten daarover gemaakte verwijten hebben betrekking op:
                 het verzuim om de teveel betaalde stookkosten over de jaren 2005 – 2008 tot een bedrag van € 1.046,90 terug te betalen danwel terzake verantwoording af te leggen;
                 het nalaten om een kapvergunning aan te vragen in verband met het voornemen om twee coniferen te kappen en het nalaten om een bouwvergunning aan te vragen met betrekking tot het aanbrengen van een aanbouw ten behoeve van een winkel;
                 het verzuim om in verband met de uitvoering van reparatiewerkzaamheden aan de riolering om afgifte van offertes te verzoeken en het aanvaarden van niet-gespecificeerde facturen;
                 het gedogen van de plaatsing van fietsen in enkele gemeenschappelijke ruimtes in strijd met een door de leden genomen besluit om een dergelijke plaatsing te verbieden;
                 het verzuim om op vragen van appellanten te antwoorden die zij hebben gesteld naar aanleiding van inzage in de financiële administratie van de VvE;
                 het verwijt dat de inschrijving van S BV bij de Kamer van Koophandel niet volledig is.

4.             Het hoger beroep
4.1         Appellanten hebben in hoger beroep, samengevat en zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
4.2         Gedurende de periode 2004 tot 2010 is S BV (mede)bestuurslid geweest van de VvE en daardoor is zij mede bepalend en verantwoordelijk geweest voor het gevoerde beleid van de VvE. S BV werd daarnaast belast met het administratief/financieel en technisch beheer ten aanzien van de VvE. Aangezien S BV deel heeft uitgemaakt van het bestuur van de VvE kunnen appellanten, anders dan door de Raad van Toezicht is overwogen, zich over S BV beklagen.
4.3         S BV is niet bereid geweest om op de door appellanten gestelde vragen te antwoorden en met appellanten overleg te voeren. Appellanten zijn niet bekend met de door de meerderheid van de leden van de VvE genomen besluiten waaraan zij zich volgens Staal BV niet zouden willen conformeren.
4.4         S BV is niet bereid om op door appellante gestelde vragen ten aanzien van het gevoerde financiële beheer over de periode 2004 – 2009 te antwoorden. Appellanten hebben over deze periode naar schatting € 6.000 van de VvE te vorderen. Na inzage door A.J. S van de over 2009 en deels 2010 gevoerde financiële administratie, is de indruk ontstaan dat appellanten over die periode naar schatting € 2.000 teveel hebben betaald.
4.5         Onjuist is de stelling van S BV dat het bestuur van de VvE aan haar heeft opgedragen om niet meer op vragen en brieven van appellante te reageren. In artikel 40 lid 6 van het Reglement van Splitsing van Eigendom 1973 is de verplichting van de administrateur opgenomen om aan iedere eigenaar alle inlichtingen te verstrekken en inzage te verschaffen in alle boeken, registers en bescheiden.
4.6         De Raad van Toezicht heeft ten onrechte geoordeeld dat S BV niet klachtwaardig heeft gehandeld aangezien zij bij de uitvoering van haar taken veel fouten heeft gemaakt.

5.             Het verweer
5.1         Beklaagde heeft in hoger beroep, samengevat en zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
5.2         De Raad van Toezicht heeft terecht overwogen dat de VvE de opdrachtgever van S BV is. Het bestuur van de VvE bepaalt de aard en de omvang van de door S BV uit te voeren werkzaamheden en beoordeelt of de opgedragen taken naar behoren worden uitgevoerd. Appellanten hebben, zoals ook door de Raad van Toezicht is overwogen, geen bescheiden in het geding gebracht waaruit volgt dat de VvE kritiek heeft op de uitvoering van de werkzaamheden door S BV.
5.3         Appellanten kunnen niet klagen over de wijze waarop S BV als (mede)bestuurslid heeft gefunctioneerd. De bevoegdheid om daarover te oordelen berust bij de (gezamenlijke) leden van de VvE. Deze leden hebben voorts de bevoegdheid om al dan niet décharge te verlenen voor het gevoerde beleid. Tijdens de bestuursperiode van S BV is altijd décharge verleend en is door de leden telkens voorbijgegaan aan de door appellanten geopperde bezwaren tegen de besluitvorming die heeft plaatsgevonden binnen de VvE en de leden hebben voorts appellanten niet gevolgd in hun kritiek op de inhoud van de door S BV geproduceerde financiële bescheiden.
5.4         In een procedure ten overstaan van de tuchtrechter kan slechts worden beoordeeld of S BV zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan handelingen of nalatigheden die het vertrouwen in de makelaardij ondermijnen en/of inbreuk maken op de goede naam van de makelaardij. Tijdens talrijke gesprekken is door S BV aan appellanten uitleg gegeven over ondermeer de regelgeving die van toepassing is op de VvE. Appellanten zijn er op gewezen dat zij op basis van de wettelijke bepalingen die van kracht zijn ten aanzien van de VvE, gehouden zijn om zich te conformeren aan de door de meerderheid van de leden genomen besluiten, waaronder de verplichting tot betaling van een maandelijkse financiële bijdrage. Sinds medio 2007 hebben appellanten geweigerd om deze bijdrage te voldoen.
5.5         S BV heeft appellanten voorts gewezen op de (juridische) mogelijkheid om door hen bekritiseerde besluiten van de leden van de VvE, ter beoordeling voor te leggen aan de kantonrechter. Aan appellanten is voorts gedurende een periode van drie-vier weken de gelegenheid geboden om de financiële administratie van de VvE die door S BV is gevoerd, in te zien. Appellanten hebben van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt.
5.6         In deze procedure kan de door appellante ingestelde vordering tot betaling van schadevergoeding niet aan de orde komen.

6.             Beoordeling van het geschil in hoger beroep
6.1         De Centrale Raad van Toezicht heeft eerst (ambthalve) te beslissen of de Raad van Toezicht de op de klacht van toepassing zijnde statuten en reglementen heeft toegepast.
6.2         Appellanten hebben op 25 september 2009 een klacht bij de NVM ingediend. Het Reglement Tuchtrechtspraak NVM is op 1 januari 2010 gewijzigd, terwijl de statuten zijn gewijzigd op 15 januari 2010. Op de procedure van de klacht is derhalve van toepassing de tot 1 januari 2010 geldende reglementen en de statuten zoals die tot 15 januari 2010 luidden.
6.3         Ingevolge het Reglement Tuchtrechtspraak NVM, zoals dat op 1 januari 2009 in werking is getreden, bestaat de Raad van Toezicht uit drie natuurlijke personen (artikel 2) waaraan een rechtsgeleerd secretaris is toegevoegd die in de Raad van Toezicht een adviserende stem heeft (artikel 3).
6.4         De beslissing van 29 juli 2010 van de Raad van Toezicht is weliswaar genomen door drie natuurlijke personen, doch één van deze personen is de secretaris. De secretaris heeft derhalve niet slechts geadviseerd, doch ook beslist. Dit is weliswaar in overeenstemming met de procedure die is voorgeschreven met betrekking tot de klachten die vanaf 1 januari 2010 worden ingediend, doch in strijd met het Reglement Tuchtrechtspraak 2009, dat gelet op de indiening van de klacht op 25 september 2009 van toepassing is.
6.5         Nu de beslissing van de Raad van Toezicht is genomen in een samenstelling die strijdig is met het Reglement Tuchtrechtspraak NVM 2009, is de beslissing met dit reglement in strijd en vernietigt de Centrale Raad van Toezicht op deze grond de beslissing. De Centrale Raad van Toezicht zal in hoogste ressort uitspraak doen.
6.6         De klacht ligt in volle omvang ter beoordeling aan de Centrale Raad van Toezicht voor.
6.7         Blijkens de brief van 25 september 2009 aan de Afdeling Consumentenvoorlichting van de NVM is de klacht uitdrukkelijk gericht tegen Makelaardij S BV. Anders dan de Raad van Toezicht zal de Centrale Raad van Toezicht de klacht dan ook beschouwen als te zijn gericht tegen Makelaardij S BV en de klacht ook in hoogste ressort afdoen nu partijen niet om verwijzing naar de Raad van Toezicht hebben verzocht.
6.8         Uit het dossier volgt dat de dochter van appellanten in staat is gesteld om inzage te nemen in de door S BV gevoerde financiële administratie van de VvE. Ter zitting van de Centrale Raad van Toezicht heeft mevrouw A.J. S. ook erkend dat door haar tweemaal overleg is gevoerd met een vertegenwoordiger van S BV over de door haar aan de orde gestelde vragen en kwesties met betrekking tot het gevoerde beheer. Voorts staat op grond van de door appellanten overgelegde notulen van de op 30 september 2009 gehouden bestuursvergadering vast, dat binnen het bestuur van de VvE is afgesproken dat de voorzitter daarvan zal reageren op een drietal brieven van appellanten. Uit deze notulen blijkt voorts dat binnen het bestuur de afspraak is gemaakt om, behoudens in spoedeisende gevallen, de voorzitter te belasten met de afhandeling van alle vragen, klachten en opmerkingen van leden die zijn gericht aan S BV.
6.9         Tegen de achtergrond van het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat S BV niet met de van haar in redelijkheid te verlangen zorgvuldigheid aandacht heeft besteed aan de door appellanten aangesneden kwesties met betrekking tot het beheer. Voor het overige heeft de behandeling van de klacht in hoger beroep de Centrale Raad van Toezicht geen aanleiding gegeven tot het vaststellen van andere feiten en omstandigheden en het maken van andere gevolgtrekkingen dan de Raad van Toezicht heeft gedaan.
6.10     Op grond van het hiervoor overwogene dient de beslissing te worden vernietigd.
6.11     Gelet op de inhoud van de statuten en het Reglement Tuchtrechtspraak NVM komt de Centrale Raad van Toezicht tot de volgende uitspraak.

7.             Beslissing in hoger beroep
7.1         Vernietigt de beslissing van 29 juli 2010 van de Raad van Toezicht Groningen.
7.2         Verstaat dat de klacht is gericht tegen makelaardij S BV.
7.3         Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen te Amersfoort door mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. J.T. Anema, drs. A.P.Z. van der Houwen, R. Wijmenga en W. van Haselen in aanwezigheid van en gehoord het advies van mr. J.A. van den Berg, secretaris en ondertekend op 9 juni 2011.