12-34 RvT Amsterdam

Collegialiteit. Ongepaste acquisitie. De NVM (klaagster) verwijt een makelaarskantoor (beklaagde) oncollegiaal gedrag door een brief rond te sturen met de bedoeling om relaties van collega-makelaars over te halen naar beklaagde over te stappen.De Raad overweegt dat de brief in opdracht van beklaagde door een daarin gespecialiseerd bedrijf is verzonden naar de bewoners van adressen van eigen huisbezitters in geselecteerde postcodegebieden en straten in de regio. Dat de brief specifiek gericht is geweest op mogelijke opdrachtgevers van collega-makelaars is niet komen vast te staan. Beklaagde heeft aangegeven dat zij de bewering in de brief dat de aan haar onderneming verbonden makelaars veel meer transacties zouden doen dan andere makelaars, heeft gebaseerd op eigen onderzoek. Gelet hierop en gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat beklaagde een geldende norm in zake collegialiteit binnen de Vereniging heeft overschreden.   Download uitspraak (pdf) Uitspraak CRvT, 13-2444 CRvT

Raad van Toezicht Makelaarsvereniging Amsterdam, afdeling van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM

De loop van de procedure
De Raad heeft kennisgenomen van een klacht van 28 september 2011 van de Vereniging c.q. de Commissie Lidmaatschapszaken van de Vereniging, hierna te noemen klaagster, gericht tegen X Makelaars, gevestigd te A., hierna te noemen beklaagde.
De klacht van klaagster is binnengekomen bij de Raad bij brief van 28 september 2011. Beklaagde heeft hierop gereageerd bij brief van 28 oktober 2011. Vervolgens heeft klaagster gerepliceerd bij brief van 7 december 2011 waarna beklaagde heeft gedupliceerd bij brief van 4 januari 2012.
Daarmee is de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.
Ter zitting van de Raad op 12 april 2012 is namens klaagster verschenen de heer C., voorzitter van de Commissie Lidmaatschapszaken en de heer H., adjunct-secretaris van deze commissie. Beklaagde is in persoon verschenen.

DE FEITEN
Eind juni/begin juli 2011 heeft beklaagde onder meer in A. een brief doen verspreiden, hierna te noemen “de brief”, als gericht aan de bewoners van verschillende adressen in die gemeente. In de brief werd mevrouw S. geïntroduceerd als nieuwe medewerkster van beklaagde. Mevrouw S. was op dat moment nog werkzaam bij het in staat van faillissement verklaarde Y Makelaars te W., lid van de Vereniging. In de brief worden tevens de eigen werkzaamheden van beklaagde aangeprezen. Opgenomen in de brief is onder meer: ‘De makelaars van X doen gemiddeld per makelaar veel meer transacties dan andere makelaars. Uw voordeel is dat hierdoor de tarieven laag zijn en de makelaars ervaren. Geen makelaar in uw buurt doet zo veel onderhandelingen.’
En:
‘Gratis Funda Tophuis! U krijgt een Funda ‘Tophuis’ advertentie van € 125,- gratis als u verwijst naar deze brief.’ 
Naar aanleiding van deze brief hebben meerdere makelaars in de regio A. hun ongenoegen kenbaar gemaakt bij de Vereniging. Naar aanleiding hiervan heeft op 22 juli 2011 de Commissie Lidmaatschapszaken aan beklaagde het volgende geschreven:‘Hoewel wij ons kunnen voorstellen dat de mailing van X hier en daar enige irritatie wekt, vinden we de inhoud van de brief niet oncollegiaal. Wél vraagt de Commissie zich af in hoeverre de zending een huis aan huis karakter had/heeft.’
Op of omstreeks 17 juni 2011 heeft beklaagde een kaartje doen bezorgen bij opdrachtgevers van Y Makelaars, hierna te noemen “de kaart.” Eerdergenoemde mevrouw S. schrijft hierin:
Met dit bloemetje bedank ik u voor prettige samenwerking tot nu toe bij Y Makelaardij.
Vanaf vandaag ben ik als NVM makelaar werkzaam bij X Makelaars in A.. Ik wens u veel succes met de verkoop van uw woning.
Uiteraard kunt u ook voor X Makelaars kiezen. Ik heb een speciale aanbieding geregeld: nieuwe opdrachtgevers betalen nu geen opstartkosten à € 500,-.’ 
Gelijktijdig met de bezorging van de kaart heeft beklaagde een “bloemetje” op genoemde adressen doen bezorgen.  
Bij brief van 26 juni 2011 heeft het bestuur van de afdeling A. van de Vereniging, hierna de afdeling, zich beklaagd over de handelwijze van beklaagde bij het bestuur van de Vereniging.

DE KLACHT
Klaagster heeft naar voren gebracht dat beklaagde met de brief de bedoeling heeft gehad aan collega-makelaars verbonden relaties over te halen naar beklaagde over te stappen. Ook met de bezorging van de kaart in combinatie met een bloemetje heeft beklaagde gehandeld in strijd met de normen die binnen de Vereniging als fatsoenlijk en collegiaal worden ervaren, meer in het bijzonder met artikel 17 in lid 3 Reglement Lidmaatschap & Aansluiting en de regels 4 en 7 van de Erecode. Op grond hiervan, zo meent klaagster, heeft beklaagde tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

VERWEER
Beklaagde heeft verweer gevoerd. Bij de beoordeling van de klacht zal ook op het verweer worden ingegaan.

DE BEOORDELING
Het standpunt van klaagster:
Klaagster heeft haar klacht onderbouwd door erop te wijzen dat door de brief grote beroering is ontstaan onder de collega-makelaars van de afdeling. Dit vloeit voort uit het feit dat de brief ook is bezorgd bij opdrachtgevers van die collega’s. Ook heeft het bestuur van die afdeling zijn ongenoegen over de brief uitgesproken bij de Vereniging. De Commissie Lidmaatschapszaken heeft zich over de brief gebogen. Hierbij is door de Commissie de conclusie getrokken dat met de brief weliswaar geen normen waren geschonden maar dat door beklaagde de grens van de collegialiteit was opgezocht en dat begrip kon worden opgebracht voor de ergernis die die brief bij collega-makelaars heeft veroorzaakt. Tegen die achtergrond is de Commissie benieuwd in hoeverre de Raad van Toezicht de brief klachtwaardig acht. In dat verband heeft klaagster verder naar voren gebracht dat, zo meent zij, reeds van klachtwaardigheid kan worden gesproken als een van een adres voorziene brief terechtkomt bij een opdrachtgever van een collega-makelaar. Immers, in regel 4 van de Erecode wordt vermeld dat men zich als makelaar dient te onthouden van contacten met de opdrachtgever van een collega-makelaar. Verder heeft klaagster naar voren gebracht dat klaagster in de brief passages heeft opgenomen die op gespannen voet staan met artikel 17 lid 3 van het Reglement Lidmaatschap & Aansluiting. In die passages staat namelijk vermeld dat de makelaars van beklaagde gemiddeld per makelaar veel meer transacties doen dan andere makelaars. Daarmee is gehandeld in strijd met evengenoemd artikel nu daarin is voorgeschreven dat makelaars bij het naar buiten brengen van gegevens zich dienen te onthouden van afzetten tegen andere leden van de Vereniging. Ook heeft klaagster gewezen op regel 7 van de Erecode die makelaars voorschrijft dat voor goede contacten met collega’s moet worden gezorgd en dat oneerlijke concurrentie niet is toegestaan. Verder ontbeert de passage in de brief dat geen makelaar in de buurt zo veel onderhandelingen doet als beklaagde elk bewijs, zo meent klaagster. En het aanbod voor een gratis “tophuisadvertentie op Funda” is een niet-toelaatbare lokker voor bestaande opdrachtgevers van collega’s. Klaagster heeft verder naar voren gebracht dat hoe dan ook van een bepaalde adressering van de brieven kan worden gesproken en dat beklaagde zich niet achter de werkwijze van een mailing- of marketingbedrijf kan verschuilen. Op de brieven staat immers een adres vermeld in welk verband niet van ongeadresseerd drukwerk kan worden gesproken. Hiermee heeft beklaagde bewust het risico genomen dat de brief in de bus kwam bij opdrachtgevers van collega-makelaars, hetgeen tuchtrechtelijk laakbaar handelen betreft, zo meent klaagster.
Afsluitend heeft klaagster naar voren gebracht dat met de kaart beklaagde heeft willen schieten onder andermans duiven. Immers, er zijn door beklaagde direct opdrachtgevers van een collega-makelaar benaderd. Met die handelwijze heeft beklaagde de laakbaarheid van haar handelen nog eens onderstreept, zo meent klaagster.

Het standpunt van beklaagde:
Beklaagde heeft als verweer aangevoerd dat de brief moet worden geplaatst in het kader van haar voornemen om een nieuwe vestiging te openen in het gebied van de afdeling A. Door het faillissement van het binnen die afdeling gevestigde Y Makelaars is dat voornemen in een stroomversnelling beland. Beklaagde had de bedoeling de bij Y Makelaars werkzame mevrouw S. als makelaar in dienst te nemen voor de nieuwe vestiging van beklaagde. De brief vormde derhalve de introductie van mevrouw S. in haar werkgebied van de afdeling, maar dan onder de vlag van beklaagde. Hiermee stond in verband dat beklaagde ook een bod bij de curator in het faillissement van Y Makelaars heeft uitgebracht om op die manier de verkoopportefeuille van het failliete makelaarskantoor te verkrijgen. Op 17 juni 2011 heeft de curator beklaagde laten weten dat haar bod op de portefeuille was aanvaard. Hierover heeft beklaagde contact gehad met de juridische afdeling van de Vereniging. Op basis van die informatie, en overigens ook op basis van informatie van de eigen juridische adviseur van beklaagde, moest de conclusie worden getrokken dat bij een overname van een verkoopportefeuille van een failliete makelaardij de opdrachtgevers-verkopers juridisch gezien niet verplicht zijn de verdere verkoop van hun panden door middel van de overnemende makelaar voort te zetten. Tegen die achtergrond werd door beklaagde gemeend om zo snel mogelijk contact te leggen met die opdrachtgevers en is op de 17e en/of 18e juni 2011 de kaart en het bloemetje bezorgd door mevrouw S. De adressen van die opdrachtgevers waren beklaagde bekend via de curator. Het geval wilde dat vervolgens de curator op 20 juni 2011 heeft laten weten dat de overname geen doorgang kon vinden daar beklaagde feitelijk nog geen nieuwe vestiging overeenkomstig de regels van de Vereniging binnen de afdeling had kunnen openen. Toen was evenwel de kaart en het bloemetje al bezorgd. In ieder geval, zo meent beklaagde, kan haar wat betreft de kaart geen verwijt worden gemaakt gelet op de achtergrond waartegen die is bezorgd.
Beklaagde heeft verder als verweer aangevoerd dat direct nadat door de Commissie Lidmaatschapszaken contact met beklaagde was opgenomen naar aanleiding van de brief, beklaagde de Commissie een toelichting heeft verschaft over de achtergrond van de brief. Wat betreft de inhoud en de adressering van de brief heeft beklaagde naar voren gebracht dat zij reeds
lang en zonder problemen van dergelijke brieven en/of mailings gebruik maakt. Brieven als hier bedoeld worden bezorgd via een daarin gespecialiseerd bedrijf. Het bedrijf verzorgt in bepaalde postcodegebieden en straten op adressen die zijn geselecteerd op bezit van eigen woning, derhalve niet-huurwoningen. Het adres en de postcode moeten nu eenmaal worden vermeld om te voorkomen dat bezorging onmogelijk wordt door stickers op de brievenbussen waarop “geen bezorging” staat vermeld. De brieven zijn niet specifiek aan een bepaald persoon gericht, laat staan mogelijke opdrachtgevers van collega-makelaars. Adressen kunnen niet worden uitgefilterd in die zin dat niet wordt bezorgd bij opdrachtgevers die hun huis te koop hebben staan bij collega-makelaars Beklaagde meent dat het hier een normale gang van zaken betreft die door meerdere makelaars wordt gevolgd en geen verwijtbaar handelen kan opleveren.
Ook wat betreft de inhoud van zowel de brief als de kaart is beklaagde van mening dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Wat betreft de brief heeft beklaagde naar voren gebracht dat zij, wat betreft de stelling dat zij dan wel haar makelaars, veel meer transacties verrichten dan andere makelaars, zich heeft gebaseerd op eigen onderzoek en kennis over de markt in de regio. Overigens heeft beklaagde naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie Lidmaatschapszaken onverplicht onderdelen van de brief aangepast. Afsluitend heeft beklaagde naar voren gebracht wat betreft de kaart dat weliswaar de mededeling dat mevrouw S. werkzaam was bij beklaagde op dat moment onjuist was, maar dat voor de rest de inhoud geen klachtwaardigheid kan opleveren. De mededeling was verklaarbaar nu op het moment van bezorging mocht worden verwacht dat mevrouw S. in dienst van beklaagde zou treden. Overigens is inmiddels de nieuwe vestiging van beklaagde in de afdeling gevestigd, en is mevrouw S. daadwerkelijk bij beklaagde in dienst getreden, zo heeft beklaagde haar verweer afgesloten.

De overwegingen van de Raad:
De Raad stelt met betrekking tot de brief vast dat die niet specifiek is gericht aan opdrachtgevers van collega-makelaars. De brief is in opdracht van beklaagde door een daarin gespecialiseerd bedrijf verzonden naar de bewoners van adressen van eigen huisbezitters in geselecteerde postcodegebieden en straten in de regio A. Op grond hiervan kan de Raad niet tot de conclusie komen dat de brief specifiek gericht is geweest op mogelijke opdrachtgevers van collega-makelaars. Het feit dat op de brief adressen en postcodes van de bewoners staan vermeld maakt dit niet anders. In dit verband wijst de Raad erop dat het de leden van de Vereniging is toegestaan om reclame te maken. Niet gezegd kan worden, zo meent de Raad, dat beklaagde reeds hierom de in de Vereniging geldende normen van collegialiteit heeft overschreden.
De Raad komt tot dezelfde conclusie wat betreft de inhoud van de brief. Beklaagde heeft hierin beweerd dat de aan haar onderneming verbonden makelaars veel meer transacties en onderhandelingen zouden doen dan andere makelaars. Klaagster heeft ter zitting naar voren gebracht dat weliswaar binnen de Vereniging hierbedoelde transactiegegevens bekend zijn maar dat deze gegevens niet door de Vereniging en haar leden mogen worden gebruikt. Beklaagde heeft hierop ter zitting laten weten zich op eigen onderzoek binnen de regio te hebben gebaseerd. Gelet hierop is de Raad van mening, ook gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat niet kan worden vastgesteld dat beklaagde een geldende norm inzake collegialiteit binnen de Vereniging heeft overschreden. De Raad komt verder tot het oordeel dat beklaagde met de verdere inhoud van de brief wellicht de grenzen van wat tuchtrechtelijk aanvaardbaar is heeft opgezocht, maar niet heeft overschreden. Hierbij merkt de Raad op dat klaagster dezelfde mening, getuige de inhoud van de klacht van klaagster, omtrent de brief is toegedaan. Immers, zo stelt de Raad vast, indien de kaart in combinatie met het bloemetje niet zou zijn bezorgd, en de discussie tussen de Commissie Lidmaatschapszaken en beklaagde tot een brief beperkt zou zijn gebleven, dan was klaagster er niet toe overgegaan een klacht tegen beklaagde in te dienen.
Beklaagde heeft afdoende verklaard, zo meent de Raad, dat zij op het moment van bezorging van de kaart mocht menen met uitsluiting van andere gegadigden in aanmerking te komen voor de opdrachten van de opdrachtgevers van het failliet verklaarde Y Makelaardij. Tegen deze achtergrond kan het handelen van beklaagde niet als klachtwaardig worden gezien.
Afsluitend gaat de Raad in op het verwijt van klaagster dat in de kaart was vermeld dat mevrouw S. reeds in dienst was getreden bij X Makelaars terwijl dit niet het geval was.
Ofschoon vaststaat dat de orderportefeuille van Y Makelaardij (nog) niet door beklaagde was overgenomen en ook mevrouw S. op dat moment nog niet formeel bij beklaagde in dienst was getreden, acht de Raad de premature berichtgeving gelet op hetgeen daarover in deze uitspraak reeds is opgemerkt verschoonbaar.
De klacht van klaagster is derhalve in haar geheel ongegrond.

DE BESLISSING
Nu de Raad hierboven bij de behandeling van de klacht tot het oordeel is gekomen dat beklaagde niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, verklaart de Raad de klacht van klager, inhoudende dat beklaagde zich niet als goed makelaar heeft gedragen, als ongegrond.
Aldus gewezen door de Raad van Toezicht van de Makelaarsvereniging Amsterdam, afdeling van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen N.V.M., Mr R.A.J. van der Linde, Mw Mr L.C. Klein, Mr W. van Otterloo, Ing Mar.J. Heule en G.W. Bakker, in aanwezigheid van Mr R. Vos, op 12 april 2012, ondertekend op 16 mei 2012.

Mr R.A.J. van der Linde, Voorzitter

Mr R. Vos, Secretaris

Ingevolge het bepaalde in artikel 41 van het Reglement Tuchtrechtspraak N.V.M. kan de partij, die zich met deze beslissing niet kan verenigen, binnen acht weken na dagtekening van de brief waarbij hem/haar het afschrift van deze uitspraak is gezonden in beroep komen bij de Centrale Raad van Toezicht, NVM-Bureau, Postbus 2222, 3430 DC Nieuwegein