18-33 RvT West

Onvoldoende belangenbehartiging. Bewust vertragen van de onderhandelingen. Financiële dienstverlening. Onvoldoende communicatie Klagers hebben beklaagde in 2011 een verkoopopdracht verstrekt. In 2013 heeft beklaagde de opdracht teruggegeven waarna klagers een ander hebben gevraagd om hen bij de verkoop van hun woning bij te staan. Begin 2015 heeft beklaagde namens potentiële kopers een bod op de woning van klagers uitgebracht. Er is een koopovereenkomst tot stand gekomen maar uiteindelijk is deze alsnog ontbonden omdat de kopers hun financiering niet rond konden krijgen. Klagers verwijten beklaagde dat hij tijdens de onderhandelingen op diverse punten tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld heeft. De Raad overweegt dat niet is komen vast te staan dat beklaagde onzorgvuldig en tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Zo is niet gebleken dat beklaagde zich jegens de adviseur van klagers onheus heeft gedragen of dat hij de voortgang van de onderhandelingen bewust heeft vertraagd. De financiële activiteiten worden niet verricht vanuit het makelaarskantoor van beklaagde, zoals klagers stellen, maar vanuit een separate entiteit. Deze entiteit beschikt over de benodigde vergunningen en de Raad ziet dan ook niet hoe dit kan leiden tot tuchtrechtelijk laakbaar handelen van beklaagde. De Raad merkt wel op dat in dit geval de communicatie van beklaagde richting klagers op enkele punten te wensen heeft overgelaten maar dit was niet dusdanig ernstig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert  Download uitspraak (pdf)  

Stichting Tuchtrechtspraak NVM

Beslissing van ____ maart 2018

inzake de klacht van

de heer K. en mevrouw K.,

wonende te D.,

klagers,

tegen

de heer D.,

verbonden aan [X B.V.], handelend onder de naam [makelaarskantoor Y], kantoorhoudende te Z.,

beklaagde,

In deze beslissing zullen klagers “K.” en beklaagde “A” worden genoemd. De Raad van Toezicht West van de Stichting Tuchtrechtspraak NVM zal “de Raad” worden genoemd.

1.          Het verloop van de klachtprocedure

Het verloop van de klachtprocedure blijkt uit:

            De klacht d.d. 31 mei 2017 van K. (met bijlagen);

            Het verweer d.d. 13 november 2017 van A (met bijlagen);

            Pleitnotities van K. d.d. 1 februari 2018.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2018.

Verschenen zijn:

Namens klagers

De heer K.

Namens beklaagde:

De heer A

Mevrouw Mr H. (werkzaam bij [bedrijfsnaam])

2.          De feiten

2.1       Gedurende de periode juni 2011 tot november 2013 heeft A voor klagers als verkopend makelaar opgetreden ten aanzien van de woning aan het [adres] (hierna: ”de woning”).

2.2       In november 2013 heeft A de opdracht tot verkoop van de woning aan K. teruggegeven. Vervolgens heeft K. de heer B als adviseur in de arm genomen.

2.3       In januari 2015 heeft A – in zijn hoedanigheid van aankopend makelaar ten aanzien van de woning – namens potentiële kopers een bod op de woning uitgebracht aan B.

2.4       In februari 2015 hebben deze potentiële kopers de onderhandelingen afgebroken. In mei 2015 zijn de onderhandelingen met de potentiële kopers vervolgens weer opgepakt. In augustus 2015 heeft A namens de potentiële kopers een bod uitgebracht op de woning. K. is vervolgens met dit bod akkoord gegaan.

2.5       In september 2015 is een eerste versie van de koopovereenkomst tussen K. en de kopers van de woning tot stand gekomen. Op 17 september 2015 is deze versie van de koopovereenkomst door K. getekend.

2.6       Vervolgens heeft A een tweede versie van de koopovereenkomst aan K. toegestuurd. Deze versie is niet terstond door K. ondertekend.

2.7       Op 24 september 2015 heeft A aan mevrouw K. de volgende e-mail gestuurd:

”Naar aanleiding van de diverse correspondentie hebben wij besloten alle zaken met betrekking tot de woning ”on hold” te zetten.

(…)”

2.8       Na een bespreking tussen K. en kopers op het kantoor van A is op 16 oktober 2015 de koopovereenkomst getekend.

2.9       Op 18 januari 2016 heeft A aan K. een brief gestuurd met onder meer de volgende bewoordingen:

”(…)

In deze koopovereenkomst is in artikel 16.1 sub b een ontbindende voorwaarde voor mijn cliënt voor het niet verkrijgen van financiering opgenomen. Helaas is mijn cliënt genoodzaakt een beroep te doen op deze ontbindende voorwaarde, omdat de benodigde financiering niet kan worden verkregen.

Middels dit schrijven roept mijn cliënt dan ook de algehele ontbinding in van bovengenoemde koopovereenkomst.

(…)”

2.10    Deze brief bevatte als bijlage een brief van [bankinstelling Z] waarin vermeld stond dat de financieringsaanvraag van de kopers is afgewezen.

3.          De klacht en het verweer

3.1       De klacht houdt – samengevat en zakelijk weergegeven – in:

            dat A misbruik heeft gemaakt van de kennis die hij heeft opgedaan door eerst als verkoopmakelaar op te treden en deze kennis te gebruiken bij zijn optreden als aankoopmakelaar;

            dat A zich naast de makelaardij bezig houdt met financiële dienstverlening;

            dat A zich onheus jegens de heer B heeft gedragen;

            dat A de afwikkeling van de koop van de woning heeft vertraagd;

            dat A de koopovereenkomst bewust heeft gewijzigd zonder dit aan K. mede te delen;

            dat A nalatig is geweest door geen notaris te benaderen;

            dat A een afwijzing van de financiering bij [bankinstelling Z] heeft bewerkstelligd;

            dat A heeft geweigerd openheid van zake te geven inzake de financieringsaanvraag van kopers bij [bankinstelling W]

3.2       A voert – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verweer:

            A houdt zich niet bezig met financiële dienstverlening. A is enkel actief op het gebied van aan- en verkopen van woningen en taxaties. De financieringsactiviteiten worden verricht vanuit een separate entiteit, te weten [V B.V.];

            A heeft zich nimmer onheus gedragen jegens de heer B. A heeft slechts eenmalig een gesprek gehad met de heer B;

            Van vertragingen van de verkoop van de woning is op geen enkel moment sprake geweest. A heeft hier ook geen belang bij. A heeft juist belang bij een spoedige overeenstemming om zo aanspraak te maken op het overeengekomen honorarium;

            A is niet nalatig geweest inzake het aanstellen van een notaris. Het valt A niet aan te rekenen dat het een lange tijd duurde voordat de koper een notariskeuze had gemaakt;

            A heeft geen inzage gehad in de financiële gegevens dan wel de hypotheekaanvraag van de kopers. A kon deze stukken dan ook niet aanleveren aan K..

4.          De beoordeling van de klacht

4.1       Dat A, zoals K. stelt, onzorgvuldig en laakbaar heeft gehandeld door zich onheus jegens de heer B te hebben gedragen, de voortgang van de verkoop van de woning bewust te hebben vertraagd en K. geen inzage te geven in de financiële gegevens van de kopers, blijkt niet uit de door partijen aan de Raad overgelegde stukken en wordt ook overigens naar het oordeel van de Raad door K. niet aangetoond. A is bij zijn handelen afhankelijk van de snelheid van het handelen van zijn opdrachtgever. De Raad ziet niet dat A zelf bewust of onbewust heeft vertraagd. Uit alle feiten en omstandigheden kan worden opgemaakt dat, indien al sprake is geweest van het verstrijken van langere tijd, zulks in de sfeer van de opdrachtgever van A ligt.

4.2       A betwist dat er sprake is van het bewust vertragen van de voortgang aangaande de verkoop van de woning en de Raad ziet daarnaast niet in waarom A er enig belang bij zou hebben om de verkoop van de woning doelbewust te vertragen.

4.3       De Raad is van oordeel dat voldoende vaststaat dat de financiële activiteiten niet worden verricht vanuit Y B.V., maar vanuit de separate entiteit [V B.V.]. Deze entiteit beschikt over de benodigde vergunningen hiertoe en de Raad ziet dan ook niet in hoe dit kan leiden tot tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door A.

4.4       De stelling van K. dat A als hun verkoopmakelaar heeft opgetreden en daarom niet ruim een jaar later als aankoopmakelaar ten aanzien van de woning mocht op treden, mist in de ogen van de Raad voldoende grond. Niet is gebleken dat deze situatie heeft geleid tot belangenverstrengeling in de door A gevoerde onderhandelingen ten aanzien van de woning.

4.5       De Raad hecht er wel aan te benadrukken dat hoge eisen aan de communicatie door NVM makelaars mogen worden gesteld. Van A mag als NVM makelaar worden verwacht dat hij in zijn hoedanigheid als aankoopmakelaar in voldoende mate met een verkoper communiceert, zeker als hij weet dat de verkoper geen verkoopmakelaar in de arm heeft genomen. In dit geval heeft de communicatie van A richting K. gedurende het verkooptraject van de woning op enkele punten te wensen overgelaten. Deze gebrekkige communicatie was echter niet van een dusdanig ernstige aard dat dit naar het oordeel van de Raad tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door A oplevert.

5.          De beslissing

De Raad:

verklaart de klacht:

– ONGEGROND –

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.A. Messer, vice-voorzitter, de heer J.L. Sträter, makelaar-lid en mr. R. Imhof, plv.-secretaris, op _______maart 2018.

___________________                                                      _____________________

E.A. Messer                                                                        R. Imhof

vice-voorzitter                                                                     plv.-secretaris