18-47 RvT Amsterdam

Informatie aan niet-opdrachtgever. Onjuiste woonoppervlakte.   Klager heeft in 2014 een woning gekocht die beklaagde in verkoop had. Toen klager de woning in 2017 wilde verkopen bleek de woonoppervlakte kleiner dan ten tijde van klagers aankoop door beklaagde was aangegeven. De woonoppervlakte was geen 65 m2 maar slechts 57 m2. Klager verwijt beklaagde dat hij hem onjuiste informatie heeft verstrekt. Daarnaast wordt beklaagde verweten dat hij het standpunt heeft ingenomen dat aan de door hem opgegeven oppervlakte geen rechten kunnen worden ontleend. Tenslotte stelt klager dat beklaagde niet op de hoogte was van de Meetinstructie. De Raad stelt vast dat beklaagde erkent dat de oppervlakte van de woning slechts 57 m2 bedroeg. Beklaagde heeft dan ook onjuiste informatie verstrekt. Door te stellen dat aan de door hem opgegeven oppervlaktemaat geen rechten kunnen worden ontleend, heeft beklaagde gehandeld in strijd met het bepaalde in het Reglement Lidmaatschap en Aansluiting. De klacht is in zoverre dan ook gegrond. Voorts is duidelijk gebleken dat beklaagde – in tegenstelling tot hetgeen klager stelt - ten tijde van de aanbieding van de woning op Funda op de hoogte was van de Meetinstructie. Dit laatste onderdeel van de klacht wordt dan ook ongegrond geacht.  Download uitspraak (pdf)

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM

         DE LOOP VAN DE PROCEDURE      

De Raad van Toezicht van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM (hierna: de Vereniging), heeft kennis genomen van de klacht van de heer R. (hierna te noemen: klager), gericht tegen de heer [X], (hierna te noemen: beklaagde) aangeslotene bij de Vereniging.

        

De klacht is namens klager ingediend door mr. S., verbonden aan [kantoornaam], bij klachtschrift van 11 december 2017 met 4 bijlagen. Beklaagde heeft op de klacht gereageerd door middel van een ongedateerde schriftuur.

Mr. S. voornoemd heeft het standpunt van klager nader toegelicht bij brief van 16 januari 2018, waarna door beklaagde nog is gereageerd bij e-mail van 30 januari 2018.

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

         

Ter zitting van de Raad, gehouden op 23 mei 2018 is klager – na voorafgaand bericht – niet verschenen. Beklaagde is in persoon verschenen, vergezeld door mr. B., advocaat te A.

DE FEITEN          

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de Raad het navolgende komen vast te staan.

– Eind 2011 bood beklaagde op Funda te koop aan de woning aan de [adres]. Genoemde woning was voordien, in het jaar 2008, verkocht door het makelaarskantoor [Y], van welk kantoor beklaagde de activiteiten begin 2011 heeft overgenomen. In de door beklaagde gedane aanmelding op Funda werd vermeld dat de woning een oppervlakte had van 65m2.

De aanbiedingsprijs bedroeg destijds € 188.000,–. Omdat de woning moeilijk verkoopbaar bleek, is de vraagprijs enkele malen verlaagd, alsook is de woning eind 2013 weer afgemeld, waarna deze opnieuw te koop werd aangeboden voor een bedrag van € 169.000,–. De door beklaagde opgegeven oppervlaktemaat is daarbij ongewijzigd gebleven.

– Klager heeft de woning op 18 december 2014 gekocht voor een bedrag van € 156.500,–.

– Eind 2017 besloot klager de woning weer te verkopen. De door hem ingeschakelde verkoopmakelaar heeft de woning opgemeten. Deze is daarbij uitgekomen op een woonoppervlak van 57m2.

– Naar aanleiding van het verschil van circa 12% – te weten 8 m2 – tussen het destijds door beklaagde opgegeven woonoppervlak en het door de verkoopmakelaar van klager gemeten oppervlak heeft de gemachtigde van klager zich bij brief van 5 december 2017 tot beklaagde gewend. In die brief heeft klager beklaagde aansprakelijk gesteld voor de door klager als gevolg van eerdergenoemd verschil in woonoppervlak geleden dan wel nog te lijden schade, zulks voor een bedrag van ruim € 21.000,–. Klager baseerde zich daarbij op de prijs per vierkante meter die hij voor de woning had betaald. Door deze met 8 te vermenigvuldigen kwam klager uit op genoemd schadebedrag.

– Beklaagde liet bij e-mail van 6 december 2017 weten dat de destijds (in 2011 en 2014) door hem opgegeven oppervlaktemaat slechts indicatief was, dat daaraan geen rechten konden worden ontleend en dat klager daarvan op de hoogte zou zijn gebracht.

DE KLACHT

De klacht van klager valt in drie onderdelen uiteen en houdt in – kort samengevat en voor zover van belang – dat beklaagde niet heeft gehandeld zoals een goed makelaar betaamt doordat hij:

a. in strijd met de werkelijkheid een woonoppervlakte van 65m2 met betrekking tot de litigieuze woning heeft opgegeven, terwijl het woonoppervlak slechts 57m2 bedraagt;

b. het standpunt heeft ingenomen dat aan de door hem vermelde oppervlakte geen rechten kunnen worden ontleend;

c. niet op de hoogte is van de werking van de meetinstructie.

Klager is van oordeel dat beklaagde door zijn handelwijze de goede naam van de Vereniging te grabbel heeft gegooid.

HET VERWEER

Klachtonderdeel a

Beklaagde erkent dat hij in 2011 alsook in 2014, toen hij de woning te koop aanbood, deze niet heeft nagemeten. Hij heeft de woning te koop aangeboden met het aantal vierkante meters waarover deze volgens het door hem van [Y] overgenomen dossier zou beschikken. Beklaagde heeft deze vierkante meters globaal beoordeeld. Volgens beklaagde was 2011 het jaar waarin makelaars nog moesten wennen aan de regel dat een exacte inmeting van de woning op grond van de binnen de Vereniging geldende regelgeving vereist was.

Klachtonderdeel b

Beklaagde stelt dat het hem was toegestaan om zich te verdedigen zoals hij deed tegen de aansprakelijkstelling door klager.

Klachtonderdeel c

Beklaagde stelt dat hij op de hoogte is – en destijds ook was – van de door de Vereniging voorgeschreven Meetinstructie. Beklaagde erkent ook dat hij een nauwkeurige meting volgens de Meetinstructie had moeten (laten) doen.

DE BEOORDELING

Voor het antwoord op de vraag of beklaagde tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld overweegt de Raad als volgt.

Klachtonderdeel a

Nu beklaagde niet heeft betwist dat het aantal vierkante meters van de woning die hij aan klager heeft verkocht geen 65 bedroeg, zoals door hem opgenomen in de aanbiedingstekst, doch slechts 57, staat vast dat beklaagde onjuiste informatie met betrekking tot de oppervlakte van de woning heeft verstrekt.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b

Voor leden van de Vereniging geldt dat zij bij de meting van de oppervlakte van een woning de NEN 2580-norm dienen te volgen. Beklaagde heeft in zijn e-mail van 6 december 2017, gericht aan de gemachtigde van klager, laten weten dat de door hem, beklaagde, in de aanbieding vermelde afmetingen indicatief zijn en dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend.

Dit standpunt van beklaagde is onjuist. In artikel 16, lid 1, van het Reglement Lidmaatschap & Aansluiting is het volgende bepaald:

“… De melding vindt plaats via het uitwisselingssysteem van de vereniging en met inachtneming van de daaromtrent door het Algemeen Bestuur gestelde regels”.

In voetnoot 4 onder dit artikel is vermeld:

“Het Algemeen Bestuur heeft in zijn vergadering van 18 maart 2010 bepaald dat het verplicht is om bij de objectaanmelding het oppervlakte te vermelden conform de Meetinstructie Bepalen gebruiksoppervlakte woningen volgens NEN 2580.”

Door in genoemde e-mail te stellen dat aan de door hem, beklaagde, in de aanbieding opgegeven oppervlaktemaat geen rechten kunnen worden ontleend heeft beklaagde gehandeld in strijd met het bepaalde in het Reglement Lidmaatschap en Aansluiting.

Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel c

Uit het verweer van beklaagde is duidelijk gebleken dat hij – in tegenstelling tot hetgeen klager stelt – ten tijde van de aanbieding van de woning op Funda op de hoogte was van de Meetinstructie. De omstandigheid dat beklaagde de Meetinstructie niet heeft gevolgd is reeds bij de vorenstaande klachtonderdelen aan de orde gekomen.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ingevolge artikel 31 van het Reglement Tuchtrechtspraak N.V.M. kan de Raad een tuchtrechtelijke maatregel opleggen, indien een lid zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen of nalatigheden in strijd met de Statuten van de Vereniging en haar Erecode en/of handelingen of nalatigheden die het vertrouwen in de stand der makelaars ondermijnen en/of in strijd zijn met de eer en de stand van de makelaars.

De Raad is van oordeel dat in dit geval een tuchtrechtelijke maatregel gepast is. De Raad legt aan beklaagde dan ook een maatregel op in de vorm van een berisping.

Tevens bepaalt de Raad dat beklaagde, met inachtneming van artikel 32 van genoemd Reglement, binnen twee weken na het verstrijken van de beroepstermijn de op deze procedure gevallen kosten dient te voldoen, zijnde een bedrag van € 2.675,00, te vermeerderen met 21% BTW ad € 561,75, derhalve in totaal € 3.236,75. Beklaagde zal na het onherroepelijk worden van deze uitspraak daartoe een factuur ontvangen van de Stichting Tuchtrechtspraak NVM.

Aldus gewezen door de Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM,

mr. J.P. van Harseler, M.P. de Groot en mr. J.M. Bakx-van den Anker, op 5 juli 2018.

        

J.P. van Harseler, Voorzitter

J.M. Bakx-van den Anker, secretaris

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 van het Reglement Tuchtrechtspraak N.V.M. kan de partij, die zich met deze beslissing niet kan verenigen, binnen acht weken na dagtekening van de brief waarbij hem/haar het afschrift van deze uitspraak is gezonden in beroep komen bij de Centrale Raad van Toezicht. Hoger beroep wordt ingesteld door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Stichting Tuchtrechtspraak NVM, Postbus 19290 te 3501 DG Utrecht. Onder schriftelijke kennisgeving wordt in dit artikel mede verstaan een kennisgeving per e-mail gestuurd naar het daartoe bestemde e-mailadres van de Stichting Tuchtrechtspraak NVM, te weten secretarieel@tuchtrechtspraaknvm.nl.