18-51 RvT West

Voorlichting/belangen niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Recht op sleutel voorafgaande aan oplevering. Klaagster heeft een woning gekocht die beklaagde in verkoop had. Na de ondertekening van de koopovereenkomst heeft klaagster driemaal de sleutel van de woning gevraagd om de woning te kunnen bekijken. Bij de derde maal heeft beklaagde klaagster te kennen gegeven dat dit niet de bedoeling was. Klaagster verwijt beklaagde dat hij zich tijdens dit gesprek belerend, kleinerend en bedreigend heeft opgesteld. De Raad overweegt dat niet is komen vast te staan dat beklaagde zich tuchtrechtelijk laakbaar heeft gedragen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat het beklaagde op zich vrij stond om aan te geven dat de grenzen van bereidwilligheid waren bereikt (een recht op de sleutels heeft de koper niet zolang er niet geleverd is).  Download uitspraak (pdf)

UITSPRAAK DOENDE:

inzake:

Mevrouw G.,

wonende te Z.,

klaagster,

contra:

[Makelaarskantoor X],

kantoorhoudende te D.,

beklaagde,

____________________________

1.     De klacht is door klaagster ingediend per mail van 13 juli 2017 en doorgezonden aan de Raad op 31 juli 2017. Het verweer is vervat in een op 23 september 2017 namens beklaagde ingediend verweerschrift.

2.     De klacht is behandeld ter zitting van de Raad op 7 december 2017. Ter zitting waren aanwezig klaagster alsmede beklaagde in de persoon van de heer [Y].

3.     Mede gelet op het verhandelde ter gelegenheid van de zitting van de Raad komt de klacht van klaagster er, kort samengevat, op neer dat beklaagde tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door zich ten opzichte van klaagster belerend, kleinerend en bedreigend op te stellen.

 

4.     Het verweer van beklaagde houdt, kort samengevat, in dat klaagster na het ondertekenen van de koopovereenkomst een aantal malen heeft verzocht om de door haar gekochte woning te mogen bekijken. Toen klaagster zich op enig moment daarvoor weer op het kantoor van beklaagde aandiende heeft een van de medewerksters van beklaagde aan de heer [Y] verzocht om het gesprek met klaagster over te nemen. Aan klaagster is toen verzocht om naar een spreekkamer te gaan waarna de heer [Y] aan klaagster helder heeft uitgelegd dat dit niet de bedoeling blijft. Beklaagde is zich er niet bewust van dat het optreden van de heer [Y] belerend, kleinerend of bedreigend was.

5.     Mede gelet op het verhandelde ter zitting staat voor de Raad het navolgende vast:

a)    beklaagde trad op als verkopend makelaar van de aan de [adres] gelegen woning;

b)    de verkopers waren erfgenamen en contactpersoon voor beklaagde namens de verkopers was een notaris;

c)    na de totstandkoming van de koopovereenkomst heeft klaagster driemaal om de sleutels van de woning gevraagd om de woning te kunnen bekijken;

d)    toen klaagster op het kantoor van beklaagde voor de derde maal om de sleutels vroeg heeft de heer [Y] klaagster in een spreekkamer apart genomen en haar aangegeven dat het niet de bedoeling was dat klaagster telkens om de sleutel vroeg.

6.     Met betrekking tot de klacht overweegt de Raad het navolgende. De Raad heeft geen mogelijkheden om vast te stellen wat er exact is voorgevallen toen klaagster het kantoor van beklaagde bezocht om de sleutel van de door haar gekochte woning af te halen. Hetgeen is voorgevallen kan bovendien op de ene persoon geheel anders zijn overgekomen dan de intentie van de andere persoon was, en vice versa. Naar het oordeel van de Raad is niet komen vast te staan dat het optreden van de heer [Y] jegens beklaagde belerend, kleinerend of bedreigend of anderszins tuchtrechtelijk laakbaar is geweest. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat het beklaagde op zich vrijstond om aan te geven dat door een aantal malen vragen om de sleutel de grenzen van de bereidwilligheid van beklaagde waren bereikt (een recht op de sleutels heeft een koper niet zolang er niet geleverd is), en dat beklaagde dit niet en publique, maar in een spreekkamer aan klaagster heeft aangegeven. Het feit dat de Raad de indruk heeft dat een meer empathische opstelling zijdens beklaagde in de richting van klaagster voor of na het indienen van de klacht de gang naar de Raad van Toezicht mogelijk had kunnen voorkomen en de Raad beklaagde dit signaal meegeeft maakt het optreden van beklaagde jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar.

7.     Gelet op het hiervoor gestelde is de Raad van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Uitspraak doende:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gedaan te ‘s-Gravenhage op                                                                       2018

door mr. F. Damsteegt, voorzitter,

W.F. Klap, lid en

Mr. J.A. Huijgen, secretaris.

F. Damsteegt                                                                                 J.A. Huijgen