18-53 RvT West

Bevoegdheid t.a.v. kostenveroordeling. Afdragen overdrachtsbelasting. Onderhandse betaling van gedeelte van de koopsom. Mededelingsplicht. Klager was geïnteresseerd in een woning die beklaagde in verkoop had. Nadat mondeling overeenstemming over de verkoopprijs was bereikt meldde zich een andere gegadigde met een hoger bod. Beklaagde heeft de situatie met klager besproken. Uiteindelijk is afgesproken dat klager naast de oorspronkelijke koopprijs een bedrag van EUR 5000,-- onderhands aan de verkoper zou voldoen. Het onderhands overgemaakte bedrag van € 5.000,- is niet opgenomen in de koopovereenkomst en over dit bedrag is geen overdrachtsbelasting is afgedragen. Klager verwijt beklaagde dat zij aan de onderhandse betalingsregeling heeft meegewerkt en dat zij onvoldoende heeft gewaarschuwd voor de mogelijke fiscale en financiële gevolgen daarvan. Voorts stelt klager aanzienlijke juridische kosten te hebben gemaakt en vraagt klager de Raad om beklaagde in deze kosten te veroordelen. De Raad is niet bevoegd te oordelen over de door klager gevraagde kostenveroordeling. Een dergelijke veroordeling is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Het afdragen van overdrachtsbelasting over de aankoopsom van een woning berust op een wettelijke verplichting. Overtreding van die wettelijke verplichting kan aanzienlijke gevolgen hebben voor diegene die zich hier niet aan houdt. Het uiteindelijk te betalen bedrag aan overdrachtsbelasting is gebaseerd op de hoogte van de koopsom zoals opgenomen in het koopcontract. Van een makelaar mag worden verlangd dat hij zijn wederpartij daarover informeert en zich ervan vergewist dat die wederpartij zich bewust is van de mogelijke consequenties van een onderhandse betaling van een gedeelte van de koopsom van een woning. Beklaagde heeft klager niet of onvoldoende duidelijk en onomwonden op deze (mogelijke) consequenties gewezen. Dit nalaten is klachtwaardig. Nu beklaagde de kwestie van de onderhandse betaling na ondertekening van de koopovereenkomst niet heeft laten rusten en met klager heeft besproken op welke wijze het bedrag van € 5.000 alsnog correct verantwoord zou kunnen worden, wordt de klacht wel gegrond verklaard maar ziet de Raad af van het opleggen van een maatregel.  Download uitspraak (pdf)

Stichting Tuchtrechtspraak NVM

Uitspraak van 27 juni 2018           

Inzake de klacht van

De heer A.

wonende te W.,

klager

tegen

Mevrouw [X],

verbonden aan [naam makelaarskantoor],

kantoorhoudende te H.,

beklaagde

In deze uitspraak zal klager “[klager]” en beklaagde “[beklaagde]” worden genoemd. De Raad van Toezicht West van de Stichting Tuchtrechtspraak NVM zal “de Raad” worden genoemd.

1.          Het verloop van de klachtprocedure

Het verloop van de klachtprocedure blijkt uit:

            De klacht van de heer mr. K., gemachtigde van [klager], van

29 januari 2018 (met bijlagen);

            Het verweer van de heer mr. R., gemachtigde van [beklaagde], van

19 april 2018 (met bijlagen);

            De pleitaantekeningen van de heer mr. K., gemachtigde van [klager], van 1 juni 2018.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2018.

Verschenen zijn:

       De heer [naam klager], vergezeld van zijn gemachtigde de heer mr. K.;

       Mevrouw [naam beklaagde], vergezeld van haar gemachtigde de heer mr. R.

2.          De feiten

2.1       Vanaf oktober 2017 heeft [beklaagde] gedurende enige tijd als verkopend makelaar opgetreden ten aanzien van de woning aan de [adres] (hierna: ”de woning”).

2.2       [Klager] heeft op 16 oktober 2017 de woning bezichtigd. Op 17 oktober heeft [klager] een bod uitgebracht op de woning ter hoogte van 389.500,-. Dit bod is door de verkopers van de woning (hierna: ”de verkopende partij”) mondeling geaccepteerd op 18 oktober 2017 en tevens op deze dag schriftelijk bevestigd aan [klager] met inachtneming van aantal gemaakte afspraken tussen [klager] en de verkopende partij.

2.3       Op 20 oktober 2017 stuurt [klager] per e-mail aan mevrouw [Y], verbonden aan [naam makelaarskantoor], dat hij de van haar ontvangen concept-koopovereenkomst van de woning zal controleren en heeft doorgestuurd naar zijn eigen adviseur.

2.4       In de avond van 22 oktober 2017 verstuurt [beklaagde] de volgende e-mail aan [klager]:

”Dag [voornaam klager],

Omdat ik op dit tijdstip niet meer wil bellen, mail ik je inzake het volgende.

Er zijn mensen die koste wat het kost de woning aan de [adres] willen kopen. Ze belden zelf bij de verkopers aan en blijven ze bestoken met berichten. Zij hebben nu een aankoopmakelaar ingeschakeld die opdracht heeft gekregen om ervoor te zorgen dat deze mensen ertussen komen. Hoewel verkopers tot het moment van tekenen vrij zijn om het huis aan een ander te verkoper, hebben de verkopers alles afgehouden omdat ze de woning aan jullie willen verkopen. Feit is nu dat er vandaag via de mail een opnieuw verhoogde bieding is binnengekomen. Verkopers blijven bij hun standpunt dat ze het huis aan jullie willen verkopen, maar zitten wel met een dilemma, te weten: de andere bieding ligt inmiddels aanzienlijk hoger dan die van jullie. Vraag is of jullie de koopsom willen herzien en ook de 400.000,– k.k. willen betalen? Dan is het huis sowieso voor jullie en tekenen zij morgenochtend om 10.00 uur volgens afspraak de koopakte bij ons op kantoor.

Bel me anders morgenvroeg even voor overleg!

Hartelijke groet,

[voornaam beklaagde]”

2.5       Ter overbrugging van de ophoging van de koopprijs is tussen [klager] en [beklaagde] het voorstel besproken dat [klager] 5.000,- per bank zou overmaken naar de verkopende partij, onder de voorwaarde dat op diezelfde dag de koopovereenkomst zou worden ondertekend.

2.6       Op 23 oktober 2017 hebben [klager] en beklaagde] over de voorgenomen onderhandse betaling onder meer het volgende via WhatsApp met elkaar gecommuniceerd:

”[klager]: Zodra ze getekend hebben maak ik het direct over

[klager]: Passen jullie de koopsom aan?

[naam makelaar] : Dat wilde je toch juist niet?

[klager]: Schoot net door mn hoofd of dat slim is, maar zojuist even kort overleg gehad, hoeft niet.

[klager]: Laat je weten als er getekend is?

[naam makelaar]: Doe ik!”

2.7       [Beklaagde] heeft het voorstel om het bedrag van 5.000,- per bank over te laten maken besproken met de verkopende partij. Nadat de verkopende partij met deze transactie had ingestemd, heeft de verkopende partij op 23 oktober 2017 de koopovereenkomst van de woning ondertekend. [Klager] heeft de koopovereenkomst op 25 oktober 2017 ondertekend.

2.8       [Klager] en [beklaagde] hebben na het tekenen van de koopovereenkomst nog overleg gehad over een eventuele aanpassing van de koopprijs. Tussen [klager] en [beklaagde] is op initiatief van [beklaagde] het voorstel ter sprake gekomen om het bedrag van 5000,- te laten vastleggen door de notaris voordat de leveringsakte van de woning zou worden opgesteld en ondertekend. Uiteindelijk is de oorspronkelijke koopprijs van 389.500,- in de koopovereenkomst echter gehandhaafd. Dit betekent dat het onderhands overgemaakte bedrag van 5.000,- niet is opgenomen in de koopovereenkomst en dat over dit bedrag geen overdrachtsbelasting is afgedragen.

3.          De klacht en het verweer

3.1       De klacht houdt – samengevat en zakelijk weergegeven – in dat:

     [Beklaagde] tijdens het verkoopproces van de woning aanzienlijke druk heeft uitgeoefend op [klager] en heeft meegewerkt aan de onderhandse betaling van [klager] aan de verkopers, althans dat zij onvoldoende heeft gewaarschuwd tegen de mogelijke financiële en fiscale gevolgen van een dergelijke betaling;

     [Beklaagde] ondeskundig heeft gehandeld;

     [Beklaagde] onvoldoende heeft gewaakt voor een onjuiste beeldvorming over de belangen en positie van de bij de verkoop betrokken personen;

     [Beklaagde] zich gelet op bovenstaande punten onvoldoende bewust is geweest van het belang van haar functie in het maatschappelijk verkeer en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 1 van de NVM Erecode.

         [Klager] verzoekt de Raad om [beklaagde] een berisping op te leggen en [beklaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure. [Klager] voert tevens aan reeds ruim 1.250,- aan juridische kosten te hebben gemaakt en vraagt [beklaagde] in deze kosten te veroordelen.

3.2       [Beklaagde] voert – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende verweer:

     [Klager] heeft zich met betrekking tot de aankoop van de woning laten bijstaan en adviseren door een financieel- en verzekeringsadviseur. Dit heeft [klager] ook aan [beklaagde] medegedeeld;

     [Beklaagde] heeft [klager] voorgesteld het bedrag vast te laten leggen door de notaris als koopprijs voor de overname van roerende zaken dan wel als koopprijs voor de woning. [Beklaagde] heeft nooit de bedoeling gehad om het bedrag onverantwoord te laten dan wel het bedrag aan het zicht van een instantie te onttrekken;

     [Beklaagde] ziet niet in op welke financiële en fiscale consequenties ten gevolge van de onderhandse betaling [klager] doelt, nu een betaling voor de overname van roerende zaken en/of een aanpassing van de koopprijs nog gewoon mogelijk was en derhalve geen illegale transactie betrof;

     [Klager] had na het ondertekenen van de koopovereenkomst – gelet op de wettelijke bedenktijd en de termijn van de ontbindende voorwaarde voor het verkrijgen van een financiering – nog alle gelegenheid om van de koop van de woning af te zien.

4.          De beoordeling van de klacht

4.1       In de eerste plaats overweegt de Raad dat de Raad niet bevoegd is te oordelen over het verzoek van klager om een veroordeling van [beklaagde] in de juridische kosten. De bevoegdheid om over een dergelijke vordering te oordelen is voorbehouden aan de burgerlijke rechter.

4.2       Voorts overweegt de Raad dat het afdragen van overdrachtsbelasting over de aankoopsom van een woning berust op een wettelijke verplichting en dat overtreding van die wettelijke verplichting aanzienlijke gevolgen kan hebben voor diegene die zich hier niet aan houdt. Het uiteindelijk te betalen bedrag aan overdrachtsbelasting is gebaseerd op de hoogte van de koopsom zoals opgenomen in het koopcontract. Van een makelaar mag worden verlangd dat hij zijn wederpartij daarover informeert en zich ervan vergewist dat die wederpartij zich bewust is van de mogelijke consequenties van een onderhandse betaling van een gedeelte van de koopsom van een woning . De Raad is van oordeel dat [beklaagde] [klager] niet of onvoldoende duidelijk en onomwonden op deze (mogelijke) consequenties heeft gewezen. De Raad acht dit nalaten klachtwaardig.

4.3       De Raad onderkent dat [beklaagde] niet optrad als makelaar voor [klager], maar als makelaar voor de verkopende partij. Naar het oordeel van de Raad ontsloeg dat [beklaagde] echter niet van haar verplichting om tegenover (potentiële) kopers als [klager] in onderhavig geval op een juiste en volledige wijze informatie te verstrekken dan wel waarschuwend op te treden.

4.4       Wel ziet de Raad af van het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat [beklaagde] na de voltooiing van de onderhandse transactie heeft voorgesteld de betaling door de notaris te laten vastleggen. De Raad stelt daarmee vast dat [beklaagde] de kwestie van de onderhandse betaling na ondertekening van de koopovereenkomst niet heeft laten rusten en met [klager] heeft besproken op welke wijze het bedrag van 5.000 alsnog correct verantwoord zou kunnen worden. Dat is voor de Raad aanleiding de klacht wel gegrond te verklaren, maar geen tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.

5.          De beslissing

De Raad:

verklaart de klacht

– GEGROND –

Legt [beklaagde] geen maatregel op.

Bepaalt dat de op de behandeling van de zaak vallende kosten geheel ten laste van de Stichting Tuchtrechtspraak NVM blijven.

Verstaat dat aan [klager] het door hem betaalde klachtgeld van € 100,- zal worden gerestitueerd nadat deze uitspraak onherroepelijk zal zijn geworden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.A. Messer, vice-voorzitter, de heer J.L. Sträter, makelaar-lid en mr. R. Imhof, plv.-secretaris, op 27 juni 2018.

___________________                                                      _____________________

E.A. Messer                                                                        R. Imhof

vice-voorzitter                                                                     plv.-secretaris