19-75 CRvT

19-75 CRvT CR 19/2674 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS EN TAXATEURS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM Klacht tegen onderneming en makelaar-directeur. Pand zonder opdracht van eigenaar te koop aangeboden en met koper overeenstemming bereikt. Verdenking van valsheid in geschrifte. Onvoldoende toezicht op medewerker. Tuchtprocedure en verwante civiele en strafrechtelijke procedure. Klaagster is eigenaresse van een beleggingspand. Zij schakelt een makelaarskantoor in om tot verhuur te komen van de leeg gekomen tweede etage. De medewerker die daarmee belast wordt, is eerder dat jaar in dienst van het kantoor gekomen om een afdeling bedrijfs onroerend op te zetten. Die verhuuropdracht slaagt. Kort daarop doet de medewerker zonder eigenaresse hiervan in kennis te stellen, aan een vastgoedonderneming een koopvoorstel met betrekking tot het pand. Even daarvoor had de eigenaresse de medewerker laten weten dat, als er verkocht zou worden, de huurder van de benedenruimte een voorkeursrecht tot koop heeft. Kennelijk deed zij dat omdat de medewerker had gezegd een kandidaat-koper te hebben. De medewerker onderhandelt niettemin met de kandidaat-koper en sluit een overeenkomst met enkele ontbindende voorwaarden die ook op papier komt en door de koper wordt ondertekend. De ontbindende voorwaarde ten behoeve van de verkoper roept de medewerker vervolgens te laat in. Gevolg van dit alles is dat klaagster door de koper in rechte betrokken wordt. Zij roept daarop het makelaarskantoor in vrijwaring op. De rechtbank wijst de vordering van eiser af. In die procedure komt een koopakte tevoorschijn waarop de handtekening van klaagster staat. Het heeft er alle schijn van dat deze door de medewerker is vervalst; hierover wordt een strafrechtelijke procedure opgestart. De raad van toezicht heeft de klacht behandeld en heeft niet willen wachten op de beslissing in de civiele procedure ondanks verzoek daartoe van het makelaarskantoor en zijn directeur. De Centrale Raad doet hetzelfde. Afwachten tot in een eventueel hoger beroep wordt beslist zou veel te lang duren en in geval van cassatie komt daar nog lange tijd bij. Gebleken is dat de medewerker geen enkele vorm van dossiervorming heeft gepleegd. Ook van een verkoopopdracht is geen sprake. Dat klaagster op het makelaarskantoor is geweest om de koopakte te tekenen hetgeen de medewerker beweert en klaagster ontkent, is niet het geval. De controle op het doen en laten van de medewerker is zeer onvoldoende geweest en dat valt zowel het kantoor als zijn directeur te verwijten. Dat beide zo lang achter hun medewerker zijn blijven staan, ook toen de bewijzen tegen hem zich opstapelden, zal als achtergrond de mogelijke civielrechtelijke aansprakelijkheid hebben gehad, maar in de tuchtprocedure had van hen op zijn minst een terughoudender attitude mogen worden verwacht. De Centrale Raad herstelt de fout van de raad dat niet zowel het kantoor als de directeur tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn gesteld. Het makelaarskantoor wordt een voorwaardelijke schorsing opgelegd en de directeur een boete waarvan een deel voorwaardelijk.

19-75 CRvT

18-69 RvT West