20-28 RvT Oost

200 BELANGENBEHARTIGING OPDRACHTGEVER Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling. Klager heeft beklaagde een opdracht tot dienstverlening bij de verkoop van de woning van haar overleden vader verstrekt. De woning is vervolgens via beklaagde verkocht. Pas na de verkoop ontdekte klager dat één van beklaagdes medewerksters de stiefdochter van de koper was. Klager verwijt beklaagde dat hij relevante informatie over mogelijke belangenverstrengeling heeft verzwegen. Klager wijst er hierbij ook nog op dat beklaagde een half jaar na de onderhavige transactie, zelf een (andere) woning van de koper heeft gekocht. De koper had deze woning het jaar daarvoor via een veiling in eigendom verkregen en beklaagde was destijds ook al één van de gegadigden voor die woning geweest. De Raad overweegt dat beklaagde, om onjuiste beeldvorming te voorkomen, aan het begin van het verkoopproces aan klager had dienen te melden dat de koper de partner van de moeder van één van zijn medewerksters was. De klacht is in zoverre gegrond. Dat de bedoelde medewerkster zich inhoudelijk met de verkoop heeft bemoeid, is niet gebleken. Dat beklaagde zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling en/of onjuiste informatie heeft verstrekt is niet komen vast te staan. De klacht wordt voor het overige dan ook ongegrond verklaard.

20-28 RvT Oost