20-18 CRvT

203 ERECODE Voortzetting van de behandeling na overlijden van beklaagde. Makelaar koopt in privé een woning die hij zelf in verkoop had. Bouwkundige en onderhoudstoestand. Asbest. Overtreding van bij asbestverwijdering in acht te nemen regels. Uitvoeren van werkzaamheden aan het te verkopen pand/perceel zonder toestemming van opdrachtgever c.q. eigenaar. Klaagster heeft beklaagde (appellant) een opdracht tot dienstverlening bij de verkoop van een woning verstrekt. Beklaagde heeft daarbij van klaagster toestemming c.q. opdracht gekregen tot het ruimen van inboedel en tuin met als doel de woning “verkoop klaar” te maken. Vervolgens heeft beklaagde de woning in privé voor eigen bewoning gekocht. In de koopovereenkomst was opgenomen dat de asbestplaten van het dak van de schuur binnen vier weken na de ondertekening van de koopovereenkomst, door de verkoper zouden worden verwijderd. In de ochtend voorafgaande aan de ondertekening van de koopovereenkomst heeft beklaagde de asbestplaten al zelf laten verwijderen. Klaagster verwijt belaagde dat deze werkzaamheden zonder haar toestemming en op ondeskundige wijze zijn uitgevoerd waardoor zij op last van de gemeente werd gedwongen een uitgebreidere asbestsanering te laten uitvoeren. De Centrale Raad overweegt dat beklaagde inmiddels is overleden maar ziet hierin geen aanleiding om de zaak buiten behandeling te stellen. De Centrale Raad stelt vast dat het op grond van de koopovereenkomst aan klaagster was om voor de verwijdering van de asbestplaten zorg te dragen. Dat beklaagde toestemming had van klaagster om de platen zelf te (laten) verwijderen is niet gebleken. Dit betekent dat het er voor dient te worden gehouden dat die asbestplaten zonder toestemming van klaagster zijn verwijderd. Deze verwijdering heeft voor klaagster het verstrekkende gevolg gehad dat zij met strafrechtelijk en bestuursrechtelijk handhavend optreden is geconfronteerd. De omstandigheid dat beklaagde toen als particulier persoon optrad, brengt niet mee dat hij voor zijn gedraging/nalaten niet tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. Die hoedanigheid kan wel een factor zijn bij de weging van de hoogte van de straf. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de Raad van Toezicht waarbij de klacht gegrond werd verklaard en een berisping werd opgelegd.

20-18 CRvT

18-129 RvT Zuid