21-60 RvT Oost

Klacht tegen bestuurslid NVM. De klacht richt zich niet direct op het functioneren van beklaagde als makelaar, maar op zijn rol in het bestuur van de NVM. Beklaagde wordt verweten dat hij in strijd met de Gedragscode NVM bestuurders zijn benoeming als penningmeester in het bestuur heeft geaccepteerd. Voorts wordt beklaagde verweten dat de leden van de NVM onjuist geïnformeerd zijn door het bestuur over de gevolgen van de omzetting van de vereniging naar een coöperatieve vereniging en dat beklaagde - nadat zijn benoemingstermijn was verlopen - is blijven handelen als penningmeester van de vereniging. De Raad beoordeeld allereerst of de klachten ontvankelijk zijn. Daarbij stelt de Raad vast dat het tuchtrecht alleen van toepassing is op het handelen van beklaagde als makelaar. In dat kader oordeelt de Raad dat de eerste klacht ontvankelijk is. De Raad oordeelt vervolgens echter dat de klacht zelf ongegrond is. Volgens de Raad is niet komen vast te staan dat beklaagde zaken verzwegen heeft en is voorts niet komen vast te staan dat er sprake is geweest van enige belangenverstrengeling. De tweede en derde klacht worden niet-ontvankelijk verklaard. Beide klachten gaan volgens de Raad niet over het handelen van beklaagde als makelaar.

21-60 RvT Oost