Uitspraken
-
15-85 RvT Breda
Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Perikelen bij echtscheiding. Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben beklaagde een opdracht tot dienstverlening bij verkoop van hun woning gegeven. Klaagster verwijt haar makelaar dat hij meer de belangen van haar ex-echtgenoot dan die van haar heeft behartigd. De Raad overweegt dat het dikwijls voor een makelaar extra moeilijk is om op te treden voor twee opdrachtgevers, zeker indien deze opdrachtgevers in een echtscheiding verwikkeld zijn. In dit geval is niet komen vast te staan dat de makelaar niet naar beste vermogen is tegemoet gekomen aan de reële verwachtingen die zijn beide opdrachtgevers van hem mochten hebben. Download uitspraak (pdf)
Lees meer -
15-66 RvT Breda
Collegialiteit. Uitlatingen over collega. Oneigenlijk gebruik klachtrecht.Nadat de samenwerking tussen makelaar X en makelaar Y was beëindigd, hebben de ex-compagnons diverse (civiele) procedures tegen elkaar gevoerd. In deze zaak verwijten partijen elkaar opnieuw onjuiste en belastende uitspraken te hebben gedaan. De Raad stelt vast dat over de feiten die het eerste onderdeel van de klacht van X betreffen, al eerder uitspraak is gedaan en verklaart dit onderdeel van de klacht daarom niet ontvankelijk. De klacht van X wordt verder gedeeltelijk gegrond verklaard. De klacht van Y acht de Raad in alle onderdelen gegrond. De Raad overweegt verder dat het er alle schijn van heeft dat het klager(s) voornamelijk te doen is om de ander d.m.v. een klacht te raken en dat klager(s) oneigenlijk gebruik van het klachtrecht maken. De Raad geeft beide klagers een berisping en voorwaardelijke boete van EUR 3000,--. Download uitspraak (pdf)
Lees meer -
15-58 RvT Breda
Informatie aan niet-opdrachtgever. Bestemming object. Mededelings- en onderzoeksplicht. Vergunning Waterschap. De koper van een perceel bouwgrond (klager) verwijt de makelaar van de verkoper (beklaagde) dat hij hem onvoldoende over de geldende bestemming van het perceel heeft geïnformeerd. Pas na de aankoop werd het de koper duidelijk dat voor het bouwen van een woning op het aangekochte perceel een vergunning van het waterschap nodig was. De Raad overweegt dat de makelaar op de hoogte had moeten zijn van het feit dat het onderhavige bouwperceel gelegen is in de beschermingszone van een primaire waterkering en dat een koper voor het bouwen van een woning niet alleen een gewone omgevingsvergunning, maar daarnaast ook een aparte vergunning van het Waterschap diende aan te vragen. Zeker nu klager hem expliciet had gevraagd of hij nog met bijzondere kosten rekening moest houden, had de makelaar klager daarover moeten informeren. Door dat na te laten, heeft de makelaar jegens klager niet de zorgvuldigheid in acht genomen, die van hem had mogen worden verwacht. Download uitspraak (pdf)
Lees meer -
15-44 RvT Breda
Informatie aan niet-opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Onjuiste woonoppervlakte. Kwaaitaalvloer. De koper van een woning (klager) verwijt de makelaar van de verkoper (beklaagde) dat hij op Funda heeft vermeld dat de woonoppervlakte 146 m2 bedroeg terwijl die oppervlakte in werkelijkheid substantieel kleiner bleek te zijn. Daarnaast wordt beklaagde verweten dat hij klager onvoldoende informatie over (het herstel van) de aanwezige Kwaaitaalvloer heeft verstrekt. De Raad overweegt dat van een zorgvuldig handelend makelaar mag worden verwacht, dat hij meteen bij de aanbieding van een woonhuis duidelijk aangeeft welk deel van de oppervlakte van het te verkopen pand voor normaal gebruik als woning bestemd is en welk deel als garage. Weliswaar heeft de makelaar op dat punt onvoldoende zorgvuldigheid betracht, maar daar staat tegenover, dat hij klager alle gelegenheid heeft gegeven om de woning met de garage zelf op te meten en te bekijken. De makelaar heeft bovendien voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst diverse berekeningen en tekeningen van de oppervlakten aan klager verstrekt, zodat niet geconcludeerd kan worden dat klager daarover onjuist was geïnformeerd; en zeker niet op het moment, dat hij de koopovereenkomst ondertekende. Onder deze omstandigheden acht de Raad de omissie in de Funda-advertentie niet van zodanig gewicht, dat die een klacht daarover rechtvaardigt.Dat de makelaar niet heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht ter zake de Kwaaitaalvloer is niet komen vast te staan en de Raad verklaart de klacht dan ook ongegrond. Download uitspraak (pdf) Uitspraak Centrale Raad van Toezicht, 16-2591 CRvT
Lees meer -
15-43 RvT Breda
Optie en Bod. Afbreken onderhandelingen. Contact opnemen met opdrachtgever van collega. Nadat de verkopend makelaar en haar opdrachtgeefster (klaagster) de onderhandelingen met gegadigde 1 hadden beëindigd, zijn zij met gegadigde 2 in onderhandeling getreden. De woning is uiteindelijk aan deze andere gegadigde verkocht. Klaagster ontving na de beeïndiging van de onderhandelingen met gegadigde 1 een brief van een advocaat waarin zij werd gesommeerd om de onderhandelingen met de tweede gegadigde te staken en alsnog tot afronding van de verkoop aan gegadigde 1 te komen. Klaagsters verwijten de makelaar van gegadigde 1 ( beklaagde) dat hij er aan heeft meegewerkt dat klaagster middels deze brief ten onrechte onder druk werd gezet. Bovendien zou beklaagde er niet aan hebben mogen meewerken dat klaagster rechtstreeks door de advocaat van zijn cliënt benaderd werd. De Raad overweegt dat niet is gebleken dat klaagster onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen met gegadigde 1 als geëindigd te beschouwen. Van een deskundig makelaar mag worden verwacht dat hij niet meewerkt aan een verzoek van zijn cliënt om stappen te ondernemen waarvan hij op voorhand weet dat die zinloos zijn. Het ligt veeleer op zijn weg om zijn cliënt voor dergelijke stappen te behoeden. In ieder geval behoort een makelaar zich te onthouden van medewerking aan een actie zoals een door een advocaat verstuurde sommatie, die geen ander doel lijkt tedienen dan om de wederpartij onder druk te zetten. Het schrijven van de sommatiebrief had immers met name het karakter van een laatste poging om met een oneigenlijk middel de verlangde verkoop alsnog tot stand te brengen. De makelaar had tenminste zijn medewerking hieraan moeten onthouden en de klacht is in dat opzicht gegrond. Download uitspraak (pdf)
Lees meer -
15-37 RvT Breda
Belangenbehartiging opdrachtgever. Bestemming onroerende zaak. Mededelings- en onderzoeksplicht. Klaagster en haar (voormalige) zakenpartner hebben beklaagde in 2012 een opdracht tot dienstverlening bij verkoop van hun kantoorpand verstrekt. Afgesproken werd om het pand als woonhuis aan te bieden omdat het dan meer zou kunnen opbrengen. Het pand had op dat moment een woonbestemming met toestemming voor afwijkend gebruik als kantoorpand. In 2013 is in een nieuw bestemmingsplan de woonbestemming vervangen door kantoorbestemming. Toen in 2014 kopers werden gevonden, zijn problemen over de bestemming ontstaan. De kopers stelden als voorwaarde dat de bestemming van kantoor naar woning zou worden veranderd. Uiteindelijk heeft de verkoop geen doorgang gevonden, onder meer omdat voor de kopers onzekerheid over de bestemmingswijziging was blijven bestaan. Klaagster verwijt beklaagde dat hij op verschillende punten bij de uitvoering van de opdracht toerekenbaar tekortgeschoten is en haar belangen onvoldoende heeft behartigd. De Raad stelt vast dat beklaagde zijn opdrachtgeefsters niet, althans onvoldoende heeft geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan en over de consequenties daarvan voor de beoogde verkoop. Dat beklaagde ook nog op andere punten tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld heeft, is niet gebleken. Download uitspraak (pdf) Uitspraak Centrale Raad van Toezicht, 15-2583 CRvT Herstelbeslissing Centrale Raad van Toezicht, 15-2583 CRvT herstelbeslissing
Lees meer -
15-38 RvT Breda
Belangenbehartiging opdrachtgever. Onderzoek naar financiële gegoedheid wederpartij. Belangenverstrengeling. Klagers hebben beklaagde een verkoopopdracht gegeven. Toen belangstelling uitbleef hebben klagers besloten de woning ook te huur aan te bieden. Uiteindelijk wordt een huurder gevonden en wordt het pand verhuurd. De huurder blijkt niet betrouwbaar en bij de beëindiging van de huur wordt een wietplantage ontdekt. De herstelkosten i.v.m. door de huurder aangebrachte schade worden geschat op bijna EUR 50.000,--. Klagers verwijten beklaagde dat hij, ondanks hun uitdrukkelijk verzoek, geen onderzoek naar de persoon en kredietwaardigheid van de huurder heeft ingesteld en dat ten gevolge van die nalatigheid grote schade is ontstaan. Beklaagde ontkent dat hem ook m.b.t. de verhuur een opdracht is verstrekt. Hij stelt op verzoek van klagers een advertentie op Funda te hebben geplaatst tegen een courtage, een gefixeerde succesfee van EUR 2500,--. Beklaagde zag er geen kwaad in om van de huurder EUR 1000,-- te ontvangen als dank voor de adequate afwikkeling. Op die manier werden de door hem voor klagers onverplicht en om niet verrichte overige werkzaamheden, toch nog beloond. De Raad stelt vast dat klagers er onder de onderhavige omstandigheden van uit mochten gaan dat er sprake was van een opdracht tot dienstverlening bij verhuur. In het kader van een opdracht tot bemiddeling, maar ook in het algemeen bij elke vorm van dienstverlening als makelaar, mag van hem verwacht worden dat hij waar nodig onderzoek doet naar de antecedenten van de (rechts)personen met wie door zijn bemiddeling mogelijk contracten zullen worden gesloten. Dat geldt temeer in het geval, dat zijn opdrachtgever daar uitdrukkelijk om verzoekt. Indien beklaagde daadwerkelijk zorgvuldig onderzoek zou hebben gedaan, - zoals later op verzoek van klagers alsnog (door anderen) is gebeurd - is aan te nemen, dat de onderwerpelijke huurovereenkomst niet tot stand zou zijn gekomen. In dat geval zou klagers veel ellende zijn bespaard. In tegenstelling tot beklaagde ziet de Raad er wel kwaad in dat hij een bedrag van € 1.000,00 van de huurder heeft geaccepteerd, waarmee hij in ieder geval de schijn heeft gewekt niet alleen het belang van klagers op het oog te hebben gehad. Dat geldt zelfs indien beklaagde geen opdracht tot verhuur zou hebben gehad – zoals hij zelf beweert -, maar alleen klagers makelaar voor verkoopbemiddeling was gebleven; ook dan was hij immers nog steeds hun makelaar en dus hun belangenbehartiger. De Raad gaat voorbij aan de overige door klagers geuite klachten aangezien die onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. Download uitspraak (pdf)
Lees meer -
15-01 RvT Breda
Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging. Nadat klagers hun opdracht tot dienstverlening bij verkoop van hun woning resp. perceel grond hadden ingetrokken, is onenigheid ontstaan over de door hun makelaar in rekening gebrachte intrekkings- en advertentiekosten. Uiteindelijk heeft de Kantonrechter klagers veroordeeld tot betaling van de door de makelaar (beklaagde) in rekening gebrachte bedragen. Toen klagers vervolgens nog niet betaalden heeft beklaagde beslag op de onroerende zaken van klagers laten leggen. Klagers verwijten beklaagde dat hij bij de uitvoering van zijn opdracht op diverse punten nalatig is geweest, dat zijn facturen onjuist waren en dat hij een buitenproportionele actie heeft ondernomen door voor een vordering van EUR 3500,-- beslag te laten leggen op onroerende zaken ter waarde van EUR 1000.000,--. De Raad overweegt dat het vonnis van de Kantonrechter onherroepelijk is en ziet geen aanleiding om daarover een oordeel uit te spreken. Onder de onderhavige omstandigheden stond het beklaagde vrij zijn vordering te doen incasseren met de geëigende wettelijke middelen. Niet kan worden gezegd dat het middel van beslaglegging in dit geval buitenproportioneel was. Download uitspraak (pdf) Uitspraak Centrale Raad van Toezicht, 15-2573 CRvT
Lees meer -
15-05 RvT Breda
Collegialiteit. Contact opnemen met opdrachtgever van collega. Klager (makelaar X) had een woning in verkoop waarin de opdrachtgevers van beklaagde (makelaar Z) interesse hadden. Klager verwijt beklaagde dat hij zich direct tot de verkopers, de opdrachtgevers van klager heeft gewend. Aan de Raad zijn geen omstandigheden gebleken die rechtvaardigen dat beklaagde zonder voorafgaande instemming van klager rechtstreeks met klagers opdrachtgevers is gaan communiceren, en dat nog wel zonder dat hij klager daarvan onverwijld in kennis stelde. Aan de Raad is evenmin gebleken dat de communicatie met klager onmogelijk was, hoe weinig toeschietelijk deze zich ook tegenover beklaagde opstelde. Download uitspraak (pdf)
Lees meer -
14-87 RvT Breda
Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde.Klager heeft in 2012 aan makelaarskantoor A gevraagd om, i.v.m. zijn echtscheiding, zijn woning te taxeren. Medewerker B van het makelaarskantoor taxeerde de waarde van de woning vervolgens op EUR 400.000,--. Twee jaar later besloot klager de woning te koop aan te bieden. Klager heeft toen bij het makelaarskantoor om een prijsadvies gevraagd. De heer A van het makelaarskantoor adviseerde klager een vraagprijs van EUR 298.000,--. Klager vindt dit advies niet te rijmen met de taxatie die in 2012 door medewerker B was afgegeven. De Raad stelt vast dat bij de taxatie in 2012 door medewerker B op verschillende punten onzorgvuldig gehandeld is. Naar het oordeel van de Raad is het grote verschil tussen de in 2012 afgegeven taxatiewaarde en het in 2014 afgegeven prijsadvies door beklaagde onvoldoende verklaard. Download uitspraak (pdf)
Lees meer
- 1
- 2
- 3
- Volgende »