10-04 RvT Groningen

Miscommunicatie. Minnelijke regeling geschil en intrekking klacht. Ter zitting van de raad is gebleken dat de voormalige makelaar van klager (met wie deze bevriend is) aan klager meedeelde dat er een bezichtiging zou plaatsvinden en dat deze andere makelaar het pand van klager nog steeds via zijn website te koop aanbood. Die andere makelaar heeft beklaagde (die toen de verkoopopdracht had) niets over de bezichtiging verteld. Op de verwijten over de bezichtiging die niet doorging, reageerde beklaagde scherp. Nu van een misverstand sprake bleek zijn over en weer excuses aangeboden en werd de klacht ingetrokken. Download uitspraak (pdf)

De Raad van Toezicht Groningen geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

de heer P. van D, wonende te S, klager,

tegen

mevrouw A.B. de J, makelaar o.g. te S, voorheen lid van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM, thans aangesloten NVM-makelaar, beklaagde
            
1.                        Verloop van de procedure
1.1.         Bij brief met bijlage d.d. 25 juni 2010, gericht aan de Vereniging, heeft klager tegen beklaagde een klacht ingediend. Bij brief van 25 juli 2010 heeft klager op zijn klacht een aanvulling gegeven en heeft hij een verzoek tot doorzending van de klacht aan de Raad van Toezicht getekend geretourneerd. Vervolgens heeft de afdeling Consumentenvoorlichting van de Vereniging deze klacht bij brief met bijlagen van 10 augustus 2010 in handen gesteld van de Raad.
1.2          Tegen de klacht is door beklaagde geen verweerschrift ingediend.
1.3.         De klacht is door de Raad behandeld op zijn zitting van 1 oktober 2010, na eenmalig een aanhouding te hebben verleend in verband met ziekte van beklaagde.
1.4.         Ter zitting zijn beide partijen verschenen en heeft beklaagde mondeling verweer gevoerd tegen de klacht. Daarbij is door haar aan de Raad een pleitnotitie overgelegd. Door beklaagde is naar aanleiding van het gevoerde verweer gereageerd en is door hem een verklaring overgelegd van de heer H, makelaar te K, welke verklaring op 28 augustus 2010 op voorhand reeds door hem aan de Raad ter kennis was gebracht.
1.5.         Door de voorzitter is aan klager voorgehouden dat aan de Raad slechts de bevoegdheid toekomt om het handelen van beklaagde tuchtrechtelijk te toetsen en dat de Raad geen oordeel geeft over een mogelijke civielrechtelijke aansprakelijkheid, laat staan een te betalen schadevergoeding. Daartoe is de burgerlijk rechter bevoegd.
1.6.                  Staande de zitting en na enige schorsingen, hebben partijen zich met elkaar verstaan en zijn tot overeenstemming gekomen, hetgeen leidde tot een intrekking van de ingediende klachten.

2.            De klacht
2.1.         Samengevat en zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat beklaagde bij de uitvoering van een tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst tot bemiddeling bij verkoop onjuist heeft gehandeld, waardoor klager schade heeft geleden en vervolgens klager onheus heeft bejegend, althans anders heeft gehandeld dan een behoorlijk makelaar betaamt.

3.            De beoordeling van het geschil
3.1.         De klacht richt zich tegen makelaar A.B. de J te S, die aangesloten makelaar NVM is. De Raad van Toezicht Groningen is derhalve bevoegd om van deze klacht kennis te nemen.
3.2.         Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft beklaagde een nadere toelichting gegeven ten aanzien van de gang van zaken, waarop door klager is gereageerd. Daarbij is onder meer komen vast te staan dat gedurende de vakantie van klager in Frankrijk een bevriende makelaar van klager, de makelaar H, klager heeft gebeld dat er een bezichtiging zou plaatsvinden. Klager is toen teruggekeerd naar Nederland en heeft zijn vakantie afgebroken. Op de datum dat de bezichtiging zou plaatsvinden, is niemand verschenen.
3.3          Klager heeft zich daarover bij beklaagde beklaagd die, na controle, bemerkte dat makelaar H de woning die zij in portefeuille had ook via zijn website te koop aanbood. Beklaagde heeft daarover haar ongenoegen geuit in de richting van klager en de haar opgegeven opdracht teruggegeven en aan klager een intrekkingsnota gezonden. Deze nota is door klager niet betaald.
3.4.         Naar aanleiding van de mondelinge toelichting van beklaagde reageerde klager dat de rol van makelaar H een volslagen verrassing voor hem was en dat hij bij deze makelaar geen opdracht (meer) had uitstaan omdat hij deze opdracht in 2008 reeds had ingetrokken. Van H – met wie hij bevriend is – heeft hij over de verkoop (ook later) niets meer gehoord.
3.5.         H heeft klager opgebeld in Aix les Bains dat er een mevrouw was die belangstelling had voor de woning. Klager heeft toen tegen H gezegd dat hij contact moest zoeken met beklaagde omdat die de woning in de verkoop had. Dat is door H niet gedaan en beklaagde heeft niets van hem over deze belangstelling en de bezichtiging gehoord. Daarom was, nadat klager teruggekeerd was naar Nederland, door haar niets voor een bezichtiging geregeld.
3.6.         Toen dit feitencomplex ten overstaan van de Raad duidelijk werd heeft beklaagde erkend dat er sprake is geweest van een groot misverstand tussen haar en klager, veroorzaakt door het optreden van makelaar H. Zij bood klager haar verontschuldigingen aan voor haar scherpe reactie omdat zij de aan haar gemaakte verwijten niet kon plaatsen. Deze verontschuldigingen zijn door klager aanvaard.
3.7.         Nadat door de voorzitter de feiten zoals hiervoor gereleveerd nog eens waren samengevat heeft hij partijen voorbehouden of onder de gegeven omstandigheden het doorzetten van de klachtprocedure wel zinvol was en of partijen niet in minnelijk overleg tot een oplossing konden komen. Na een tweetal schorsingen hebben partijen verklaard ten overstaan van de Raad tot een schikking te zijn gekomen in die zin dat door klager zijn tuchtklacht werd ingetrokken waartegenover beklaagde haar intrekkingsnota aan klager zou crediteren. Blijkens een aan de Raad toegezonden kopie is deze creditnota op 4 oktober 2010 aan klager toegezonden.
3.8.         De Raad zal daarom beslissen als na te melden.

4.            De beslissing
De Raad stelt de ingediende klacht buiten behandeling.

ALDUS gewezen te Groningen op 1 oktober 2010 door mr. B. van den Bosch, voorzitter, C.A. Voogd, lid, en de secretaris mr. G.J. Niezink.

Getekend door de voorzitter en de secretaris op 29 oktober 2010.

mr. B. van den Bosch,                                                                        mr. G.J. Niezink,
voorzitter                                                                                             secretaris