11-03 RvT Groningen

Onderzoek naar kredietwaardigheid en huurverleden van huurder. Hennepkwekerij in het gehuurde. Tarief klachtonderdeel. Klager verwijt zijn makelaar dat hij onvoldoende onderzoek deed naar de kredietwaardigheid en het huurverleden van de huurder die door de gemachtigde van klager was aangebracht. Klacht ongegrond nu de makelaar erop mocht vertrouwen dat de gemachtigde van klager (diens broer) met de huurder instemde. Het is strijd met een goede procesorde als ter zitting van de raad nieuwe klachtonderdelen worden ingediend. Download uitspraak (pdf)

 
De Raad van Toezicht Groningen geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

de heer D.O. wonende te D., klager,

tegen

de heer D.J.P., makelaar o.g. te D., voorheen lid van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM, thans aangesloten NVM-makelaar, beklaagde

1.                        Verloop van de procedure
1.1.         Bij brief met bijlagen d.d. 11 januari 2011 heeft mr A. van der Wielen., advocaat te Leeuwarden., tegen beklaagde een klacht ingediend. Het verschuldigde klachtgeld is op 13 januari 2011 door de Vereniging ontvangen. Bij brief met bijlagen van 18 januari 2011 heeft de afdeling Consumentenvoorlichting van de Vereniging de klacht in handen gesteld van de Raad ter behandeling.
1.2.         Namens beklaagde heeft mr M.P. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam, een verweerschrift met bijlagen ingediend.
1.3.         De mondelinge behandeling van deze klacht heeft plaatsgevonden op 17 maart 2011, waar klager is verschenen, vergezeld van de advocaat mr A. van der Pol. die mr Van der Wielen verving, alsmede de heer D.J. P. vergezeld door zijn kantoorgenote mevrouw L., assistent-makelaar in opleiding, samen met zijn advocaat. Bij de aanvang van de klachtbehandeling heeft de voorzitter aan partijen doen weten, dat de klacht spreekt over door klager geleden schade, maar dat de Raad slechts de tuchtrechtelijke aspecten van deze klacht zal beoordelen en dat voor eventuele schadevergoedingen klager zich dient te wenden tot de burgerlijk rechter.
1.4.         Door c.q. namens partijen is een nadere mondelinge toelichting op de klacht gegeven en is op vragen van de Raad geantwoord. Door klager is een verklaring van zijn broer van 15 maart 2011 overgelegd, terwijl mr. Van der Pol. zich heeft bediend van pleitnotities. Voorts is door klager ter toelichting fotomateriaal overgelegd met betrekking tot het litigieuze pand aan de W. nr 6 te O. en foto’s met betrekking tot een aangetroffen hennepkwekerij en daardoor veroorzaakte schade.

2.            De feiten
2.1.         Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet behoorlijk gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de overgelegde bescheiden, voor zover niet betwist, staan tussen partijen de navolgende feiten vast.
2.2.         Blijkens een opdracht tot dienstverlening bij verkoop van 21 januari 2008 heeft klager aan beklaagde de opdracht verstrekt tot het verlenen van diensten bij de verkoop van het woonhuis aan de W. nr 6 te O., gemeente S.. Ondanks dat in overleg met klager de vraagprijs van het te verkopen object werd verlaagd naar € 274.500,– en er bezichtigingen van de woning plaatsvonden, kwam het niet tot een transactie.
2.3.         Klager die inmiddels langdurig in het buitenland vertoefde, heeft met zijn broer overlegd over een (tijdelijke) verhuur van de woning. Naar de mededeling van klager heeft hij zijn broer opgedragen dat een en ander in overleg met beklaagde diende te worden geregeld en dat zowel over de hoedanigheid van de huurder, de huurprijs als de termijn van de verhuur met beklaagde diende te worden overlegd. Volgens klager heeft zijn broer hem meegedeeld dat hij dienovereenkomstig heeft gehandeld. Beklaagde ontkent dit.
2.4.         Volgens beklaagde heeft klager (of heeft diens broer) door een advertentie op de website ‘www.marktplaats.nl’ een huurder gevonden voor de woning. Beklaagde is daarover door de broer van klager gebeld die meedeelde dat ook overeenstemming was bereikt over de huurprijs en de huurtermijn en dat hij beklaagde verzocht ten behoeve van klager een huurovereenkomst op te stellen. Enige informatie vooraf over een verhuur is door de broer van klager aan beklaagde, naar zijn zeggen, niet gegeven en hij was door de gang van zaken verrast.
2.5.         Overeenkomstig het verzoek van de broer van klager heeft beklaagde op basis van de aan hem aangeleverde gegevens een concepthuurovereenkomst opgesteld. Desgevraagd heeft de assistent-makelaar in opleiding, mevrouw L, aan de Raad meegedeeld dat zij daarmee bemoeiingen heeft gehad en dat zij een en ander samen met beklaagde heeft geregeld. Aan de huurder is naar diens legitimatie en inkomensgegevens gevraagd, maar een loonstrookje had de huurder vergeten mee te nemen. Uitdrukkelijk had mevrouw L de broer van klager toen nog gewaarschuwd dat er wellicht problemen zouden kunnen komen, maar de broer had haar meegedeeld dat hij de huurder vertrouwde en dat de zaak doorgang diende te vinden. Het loonstrookje, dat zou worden nagebracht, heeft beklaagde nimmer ontvangen.
2.6.         Blijkens tussen klager en beklaagde gewisseld e-mailverkeer heeft beklaagde aan klager informatie over de huur gegeven en heeft hij diverse vragen gesteld op 10 december 2009. In zijn antwoord van 11 december 2009 heeft klager aan beklaagde meegedeeld dat hij op 14 januari 2010 terug zou zijn en dat zijn broer werd gemachtigd om de huurovereenkomst te tekenen. Het e-mailbericht eindigde met “dit contract moet nu tijdelijk zijn tot mijn terugkomst”.
2.7.         Door beklaagde is een huurovereenkomst opgesteld betreffende “het gemeubileerde en gestoffeerde woonhuis aan de W. nr 6 te O.” voor een periode van twee jaar, ingaande op
15 december 2009 tegen een huurprijs van € 1.100,– per maand (inclusief nutsvoorzieningen). De overeenkomst is getekend door de huurder en door de broer van klager namens klager.
2.8.         Na enige tijd bleven huurbetalingen uit en bleek klager dat in de woning aanzienlijke vernielingen waren aangebracht in verband met het feit dat er een clandestiene hennepkwekerij was geïnstalleerd. De huurder bleek een katvanger op wie geen verhaal viel te nemen. De herstelkosten bedroegen inclusief BTW ruim € 27.000,–. Klager schat zijn totale schade op ruim
€ 43.000,–.
2.9.         Door beklaagde is in verband met de verhuur van de woning aan klager een nota gezonden d.d. 8 december 2011 inzake “intrekking woning in verband met verhuur”.

3.            De klacht
3.1.         Samengevat en zakelijk weergegeven houdt de klacht in dat beklaagde jegens klager in gebreke is gebleven door geen, althans onvoldoende, onderzoek te doen naar de kredietwaardigheid en het huurverleden van de huurder. Beklaagde had klager daarvoor moeten waarschuwen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van klager de klacht aangevuld in die zin dat in de huurovereenkomst een foute termijn is vermeld. Deze termijn had geen twee jaar dienen te zijn, maar “tot aan de terugkeer van klager”.

4.            Het verweer
4.1.         Beklaagde merkt samengevat tot zijn verweer het navolgende op.
4.2.         De opdracht tot dienstverlening aan beklaagde betrof de bemiddeling bij verkoop van een woning. Over een tijdelijke verhuur in verband met langdurige leegstand is door klager met beklaagde niet overlegd. Het was de broer van klager die beklaagde met dit gegeven confronteerde en hem verzocht een huurovereenkomst te willen opstellen. Alle gegevens met betrekking tot de verhuur, zoals de huurder, de huurprijs en de termijn, waren reeds door de broer van klager met de huurder overeengekomen.
4.3.         Beklaagde heeft over een en ander e-mailcorrespondentie gehad met klager en hem gevraagd of hij zijn broer machtigde om de huurovereenkomst te sluiten. Dat was het geval. Beklaagde heeft de broer van klager gewezen op mogelijke financiële risico’s. Deze werden door de broer van klager weggewuifd omdat hij de huurder vertrouwde. Beklaagde heeft toen, zoals hem was opgedragen, de huurovereenkomst opgesteld.
4.4.         Dat na het betrekken van de woning door de huurder aan de woning aanzienlijke schade is aangebracht en uiteindelijk geen verdere huur meer is betaald, is beklaagde niet te verwijten. De kwaliteit en de hoedanigheid van de huurder is geen punt van onderzoek voor hem geweest. De huurder werd hem door de broer van klager aangewezen als contractspartij.
4.5.         De aanvulling van de klacht ter gelegenheid van de mondelinge behandeling dat in de huurovereenkomst een onjuiste termijn is opgenomen, omdat immers klager had meegedeeld dat de huurovereenkomst niet langer mocht duren dan tot aan zijn terugkeer, acht beklaagde eveneens ongegrond. Beklaagde keerde op 14 januari 2010 terug en de huurovereenkomst dateerde van medio december 2009. Een huurovereenkomst van minder dan een maand is niet reëel, terwijl voorts door de broer van klager met de huurder was overeengekomen (namens klager) dat de huurtermijn twee jaren was.

5.            De beoordeling van het geschil
5.1.         De klacht richt zich tegen makelaar P te D., die aangesloten is bij de Vereniging. De Raad van Toezicht Groningen is derhalve bevoegd om van deze klacht kennis te nemen.
5.2.         Uit de stukken en ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het de Raad duidelijk geworden dat er op z’n zachtst gezegd tussen klager en beklaagde een misverstand is ontstaan over de positie van beklaagde als makelaar. Klager stelt dat hij beklaagde volledig vertrouwde en dat hij ervan uitging dat hij zijn verantwoordelijkheid zou nemen bij de totstandkoming van de huurovereenkomst en dat hij bij problemen klager zou waarschuwen.
5.3.         Feit is echter dat beklaagde niet rechtstreeks is gevraagd om te bemiddelen bij de totstandkoming van een passende huur, maar dat aan hem een – juridisch gezien – reeds mondeling overeengekomen huurovereenkomst werd gepresenteerd, met het verzoek om voor schriftelijke vastlegging zorg te dragen. Daartoe had klager zijn broer gemachtigd.
5.4.         Onder de feitelijke omstandigheden, zoals aan de Raad zijn meegedeeld en zoals die uit de stukken blijken, is de Raad van oordeel dat beklaagde in dezen geen blaam treft, nu hij datgene wat aan hem als elementen van de huurovereenkomst werd gepresenteerd, op de gebruikelijke wijze in een huurovereenkomst heeft vastgelegd. Onder de gegeven omstandigheden mocht beklaagde erop vertrouwen dat de broer van klager met betrekking tot het sluiten van de huurovereenkomst en de regeling van de details daarvan, de instemming had van klager, die voor het tekenen van de huurovereenkomst uiteindelijk zijn broer schriftelijk machtigde.
5.5.         Wat betreft de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling nader aangevoerde klacht dat in de huurovereenkomst een onjuiste termijn staat vermeld en dat dit beklaagde te verwijten is, meent de Raad dat deze klacht tardief is. Deze klacht heeft tot aan de mondelinge behandeling geen onderdeel uitgemaakt van de klachtprocedure en de Raad is van oordeel dat het in strijd is met een behoorlijke procesorde dat een beklaagde eerst bij de mondelinge behandeling overvallen wordt door een nieuw klachtonderdeel.
5.6.         Overigens is de Raad van oordeel dat bij een inhoudelijke beoordeling ook dit klachtonderdeel ongegrond zou zijn verklaard, enerzijds omdat de broer van klager reeds was overeengekomen dat de huurtermijn twee jaar zou zijn en dat deze termijn door beklaagde ook in de huurovereenkomst is opgenomen en anderzijds, omdat een huurtermijn van nog geen maand zodanig ongebruikelijk is dat de Raad dit als een onwaarschijnlijk verlangen van klager bestempelt en niet als een serieuze bedoeling.
5.7.         De Raad zal daarom uitspraak doen als na te melden.

6.                        De beslissing
6.1.         De Raad verklaart het bij de mondelinge behandeling toegevoegde klachtonderdeel niet ontvankelijk.
6.2.                  De Raad verklaart de ingediende klacht voor het overige ongegrond.

ALDUS gewezen te Groningen op 17 maart 2011 door mr. B. van den Bosch, voorzitter,  P.J. de Jong, lid, en de secretaris mr. G.J. Niezink.

Getekend door de voorzitter en de secretaris op 20 april 2011.

mr. B. van den Bosch,                                                                        mr. G.J. Niezink,
voorzitter                                                                                             secretaris