14-58 RvT Amsterdam

Belangenbehartiging opdrachtgever. Perikelen bij echtscheiding. Geheimhouding vertrouwelijke gegevens.   Klager en zijn ex-echtgenote hebben diverse gerechtelijke procedures gevoerd. Klager is daarbij veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning via beklaagde. Omdat klager vond dat beklaagde hem niet correct behandelde, heeft hij een klacht bij de Raad ingediend. Nadat de Raad in die zaak uitspraak had gedaan heeft beklaagde deze uitspraak integraal doorgezonden aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager. In de onderhavige zaak verwijt klager beklaagde dat hij de uitspraak naar een derde heeft doorgestuurd. De Raad blijft ook in dit geval als norm hanteren dat zijn uitspraken niet door de betrokken makelaar aan derden mogen worden doorgezonden. De klacht wordt dan ook gegrond geacht maar de Raad ziet onder de onderhavige omstandigheden geen aanleiding om beklaagde een maatregel op te leggen.  Download uitspraak (pdf)  

  
DE LOOP VAN DE PROCEDURE      
De Raad van Toezicht van de Makelaarsvereniging Amsterdam, afdeling van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen N.V.M. (hierna: de Vereniging), heeft kennis genomen van de klacht van de heer K, (hierna te noemen: klager), gericht tegen de heer G. (hierna te noemen: beklaagde), lid van de Vereniging.
De klacht is door klager ingediend bij brief van 18 februari 2014 met bijlagen. Door beklaagde is op de klacht gereageerd bij brief van 26 maart 2014 met bijlagen.
Het standpunt van klager is nader toegelicht in diens brief van 7 april 2014 met bijlagen, waarna beklaagde nog heeft gereageerd bij brief van 23 april 2014 met bijlagen.
Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.
Ter zitting van de Raad, gehouden op 26 juni 2014, zijn klager en beklaagde in persoon verschenen.

DE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is voor de Raad het navolgende komen vast te staan.
– Tussen klager en zijn ex-echtgenote zijn geschillen gerezen over de verkoop van de voormalige echtelijke woning. In verband hiermee zijn ook diverse gerechtelijke procedures tussen hen gevoerd.
– Bij vonnis van 26 januari 2012 veroordeelde de Voorzieningen-rechter klager zijn medewerking te verlenen aan acties en maatregelen die de verkoop en de levering van de woning kunnen bevorderen, zoals deze aan hem en zijn ex-echtgenote zouden worden geadviseerd door X Makelaardij te H., het kantoor waaraan beklaagde is verbonden. Tevens werd klager veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en overdracht van de woning door tussenkomst van X Makelaardij tegen een door deze makelaar te adviseren vraagprijs.
– Ook op 15 maart 2012 is er tussen klager en zijn ex-echtgenote nog een kort geding-vonnis gewezen, waarbij klager – in grote lijnen – nogmaals werd veroordeeld tot het bovenstaande, thans op straffe van dwangsommen.
– Klager en beklaagde hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze waarop bedoelde voormalige echtelijke woning door beklaagde te koop zou worden aangeboden. Klager, die zich niet correct behandeld voelde door beklaagde, heeft vervolgens in de zomer van 2012 een klacht tegen beklaagde ingediend bij deze Raad. Bij tuchtrechtelijk vonnis van 17 januari 2013 (begin april 2013 aan partijen verzonden) heeft de Raad twee van de drie door klager ingediende klachtonderdelen gegrond verklaard en één onderdeel ongegrond.
– Kort na de toezending van genoemde uitspraak van de Raad heeft beklaagde de door de ex-echtgenote van klager verstrekte opdracht tot dienstverlening teruggegeven en heeft hij aan klager laten weten dat hij niet langer bereid was de opdracht tot verkoop van de voormalige echtelijke woning uit te voeren.
– Beklaagde heeft de uitspraak van de Raad van Toezicht integraal doorgezonden aan de advocaat van de ex-echtgenote van klager.

DE KLACHT
De klacht van klager tegen beklaagde houdt in – kort samengevat en voor zover van belang – dat beklaagde niet heeft gehandeld zoals een goed makelaar betaamt doordat hij de uitspraak van de Raad van Toezicht d.d. 17 januari 2013 heeft doorgezonden aan de advocaat van klagers ex-echtgenote, welke advocaat de inhoud van de uitspraak van de Raad aan de orde heeft gesteld in een gerechtelijke procedure die aanhangig was tussen klager en zijn ex-echtgenote.
Klager is van oordeel dat beklaagde dusdoende rancuneus ten opzichte van hem, klager, heeft gehandeld, alsook dat de voormalige echtelijke woning hierdoor ‘besmet’ is geraakt als gevolg waarvan geen enkele andere makelaar in de regio de verkoop van de woning ter hand zou willen nemen.

HET VERWEER
Beklaagde heeft erkend dat hij de uitspraak van deze Raad van 17 januari 2013 heeft doorgezonden aan de advocaat van klagers ex-echtgenote, doch beklaagde stelt dat hij dit om informatieve redenen – en derhalve niet uit rancuneuze gevoelens ten opzichte van klager – heeft gedaan. Beklaagde is van mening dat hem geen verwijt treft, aangezien de uitspraak van de Raad op internet voor een ieder te lezen is. Bovendien, aldus beklaagde, is er geen sprake van dat de woning ‘besmet’ is, aangezien deze inmiddels door een andere makelaar in verkoop is genomen.

DE BEOORDELING
Voor het antwoord op de vraag of beklaagde tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld overweegt de Raad als volgt.
De Raad acht het niet passend voor een makelaar, lid van de Vereniging, om de uitspraak in een klachtprocedure waarin deze makelaar betrokken is, integraal over te leggen aan een derde, die geen partij is geweest bij bedoelde klachtprocedure. In het onderhavige geval mag echter worden aangenomen dat de ex-echtgenote van klager op de hoogte was van de klachtprocedure die klager tegen beklaagde heeft aangespannen. De ex-echtgenote was immers de opdrachtgeefster van beklaagde en hij heeft zijn opdracht teruggegeven, nadat de uitspraak van de Raad hem was toegezonden. In het onderhavige geval had de echtgenote van klager derhalve op eenvoudige wijze de bewuste uitspraak van deze Raad ook via het internet kunnen verkrijgen. Op het internet wordt de uitspraak in geanonimiseerde vorm weergegeven, doch uit de gehele tekst van de uitspraak, die kennelijk door de advocaat van de ex-echtgenote is gebruikt in een gerechtelijke procedure tussen haar en klager, moet voor de rechtbank – ook bij kennisname van de geanonimiseerde vorm van de uitspraak – duidelijk zijn geweest dat deze betrekking heeft op de perikelen rond de verkoop van de voormalige echtelijke woning van klager en zijn ex-echtgenote, althans de rol die beklaagde daarin heeft gespeeld. De Raad vermag derhalve niet in te zien dat het gebruik van – dan wel citaten uit – zijn uitspraak van 17 januari 2013 het oordeel van de rechtbank door toedoen van beklaagde zou hebben beïnvloed.
Het vorenstaande neemt niet weg dat de Raad als norm blijft hanteren dat zijn uitspraken niet door de betrokken makelaar aan derden mogen worden doorgezonden. Om die reden zal de Raad de klacht dan ook gegrond verklaren, doch gezien de geringe ernst van de overtreding door beklaagde, het gegeven dat de woning thans door een andere makelaar te koop wordt aangeboden, alsook nu niet is gebleken van een rancuneuze actie van beklaagde tegen klager, aan beklaagde geen maatregel opleggen.
De klacht is gegrond.
Ingevolge artikel 31 van het Reglement Tuchtrechtspraak N.V.M. kan de Raad een tuchtrechtelijke maatregel opleggen, indien een lid zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen of nalatigheden in strijd met de Statuten van de Vereniging en haar Erecode en/of handelingen of nalatigheden die het vertrouwen in de stand der makelaars ondermijnen en/of in strijd zijn met de eer en de stand van de makelaars.
De Raad ziet in dit geval af van het opleggen van maatregel, zulks onder verwijzing naar het hiervoor overwogene.
Wel bepaalt de Raad dat beklaagde, met inachtneming van artikel 32 van genoemd Reglement, binnen twee weken na het verstrijken van de beroepstermijn aan de Vereniging dient te voldoen een bedrag van € 2.200,– (zegge: tweeduizend tweehonderd euro), te vermeerderen met 21% BTW, zijnde de kosten gevallen op deze procedure.

Aldus gewezen door de Raad van Toezicht van de Makelaars-vereniging Amsterdam, afdeling van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen N.V.M., mr. J.P. van Harseler, P.H. Roos, G.W. Bakker, mr. W. van Otterloo en mr. J.M. Bakx-van den Anker, op 26 juni 2014, ondertekend op 27 augustus 2014.

J.P. van Harseler, Voorzitter

J.M. Bakx-van den Anker, secretaris

Ingevolge het bepaalde in artikel 39 van het Reglement Tuchtrechtspraak N.V.M. kan de partij, die zich met deze beslissing niet kan verenigen binnen 8 weken na dagtekening van de brief waarbij hem / haar het afschrift van deze uitspraak is gezonden, in beroep komen bij de Centrale Raad van Toezicht, N.V.M. Bureau, Postbus 2222, 3430 DC Nieuwegein.