18-68 RvT West

Belangen niet-opdrachtgever. Doorgeven van vertrouwelijke informatie aan een derde.   Klaagster (een projectontwikkelaar) was geïnteresseerd in een bouwlocatie en heeft bij beklaagde geïnformeerd naar de ontwikkelingsmogelijkheden. Klaagster heeft daarbij aan een medewerkster van beklaagde gevraagd of beklaagde vrij stond ten aanzien van de betreffende locatie en of het gesprek vertrouwelijk zou zijn. Beide vragen zijn door de betreffende medewerkster bevestigend beantwoord. Klaagster verwijt beklaagde dat zij, ondanks de aan haar toegezegde vertrouwelijkheid, zonder klaagsters toestemming aan een andere projectontwikkelaar heeft doorgegeven dat klaagster in de locatie interesse getoond had. De Raad overweegt dat klaagster er, gelet op de aan haar toegezegde vertrouwelijkheid op mocht rekenen dat haar interesse niet zonder haar toestemming door beklaagde met een derde zou worden gedeeld. Het had op de weg van beklaagde gelegen om, toen intern bleek dat beklaagde ten aanzien van de locatie toch niet vrij stond, dit aan klaagster te melden. Als beklaagde van mening was dat zij de interesse van klaagster met de andere partij zou moeten delen, zou zij dat aan klaagster hebben moeten voorleggen. Nu van kwade intenties aan de zijde van beklaagde geen sprake is en beklaagde heeft aangegeven naar aanleiding van dit voorval de interne communicatie nog eens onder de loupe te hebben genomen, wordt volstaan met een berisping en kostenveroordeling.   Download uitspraak (pdf)

UITSPRAAK DOENDE:

 

inzake:

 

[bedrijfsnaam projectontwikkelaar],

gevestigd te D.,

klaagster,

 

contra:

 

[makelaarskantoor X],

kantoorhoudende te L.,

beklaagde,

____________________________

 

 

 

 

1.     De klacht is door klaagster ingediend per mail van 22 maart 2018 en doorgezonden aan de Raad op 3 april 2018. Het verweer is vervat in een op 25 april 2018 namens beklaagde ingediend verweerschrift.

 

2.     De klacht is behandeld ter zitting van de Raad op 2 juli 2018. Ter zitting waren aanwezig klaagster in de persoon van de heer [Y], alsmede beklaagde in de persoon van mevrouw [X], bijgestaan door mevrouw mr. L.

 

3.     Mede gelet op het verhandelde ter gelegenheid van de zitting van de Raad komt de klacht van klaagster er, kort samen gevat, op neer dat beklaagde, terwijl beklaagde aan klaagster had aangegeven vrij te staan met betrekking tot een door klaagster voor ontwikkeling onderzochte locatie en aan klaagster dienaangaande vertrouwelijkheid had toegezegd, zonder instemming van klaagster aan een andere ontwikkelende partij die beklaagde met betrekking tot de locatie adviseerde heeft gemeld dat klaagster interesse had getoond in de betreffende locatie.

 

4.     Het verweer van beklaagde houdt, kort samengevat, in dat pas tijdens het gesprek met klaagster op het kantoor van beklaagde bleek om welke locatie het ging, dat klaagster geen opdrachtgever van beklaagde was en het gesprek met klaagster een vrijblijvend karakter had, en dat beklaagde zich verplicht voelde om de partij die zij eerder over de locatie had geadviseerd ervan in kennis te stellen dat er zich bij haar een andere partij had gemeld die als ontwikkelaar interesse had in de betreffende locatie.

 

5.     Mede gelet op het verhandelde ter zitting staat voor de Raad het volgende vast.

 

a.    klaagster is projectontwikkelaar en was geïnteresseerd in de ontwikkelingsmogelijkheden van een aan de [adres] gelegen woningbouwlocatie;

 

b.    beklaagde is makelaar in L.;

 

c.    klaagster heeft, zonder te noemen om welke locatie het ging, een afspraak gemaakt met beklaagde om informatie te krijgen om zicht te krijgen op de ontwikkelingsmogelijkheden van de betreffende locatie;

 

d.    tijdens de daarop volgende afspraak met een medewerkster van beklaagde op het kantoor van beklaagde heeft klaagster aan de betreffende medewerkster die het gesprek voerde gevraagd of beklaagde vrij stond ten aanzien van de betreffende locatie en of het gesprek vertrouwelijk zou zijn;

 

e.    beide vragen zijn door de betreffende medewerkster bevestigend beantwoord;

 

f.      de betreffende medewerkster heeft de directrice van beklaagde geïnformeerd over (de inhoud van) het gesprek met klaagster;

 

g.    de directrice van beklaagde heeft kort na het bezoek van klaagster met een andere ontwikkelaar die zij met betrekking tot de locatie had geadviseerd contact opgenomen en aangegeven dat klaagster zich met interesse in de locatie tot haar kantoor had gewend;

 

h.    die andere ontwikkelaar heeft vervolgens telefonisch contact met klaagster opgenomen.

 

6.     Met betrekking tot de klacht overweegt de Raad als volgt. Gelet op de aan klaagster toegezegde vertrouwelijkheid stond het beklaagde niet vrij om aan de partij die zij eerder met betrekking tot de locatie had geadviseerd te melden dat klaagster interesse had getoond in de locatie. Het feit dat klaagster geen opdrachtgever was van beklaagde doet er niet aan af dat klaagster , gelet op de  toegezegde vertrouwelijkheid, erop mocht rekenen dat haar interesse in de locatie niet zonder haar toestemming door beklaagde met een derde zou worden gedeeld. De Raad is van oordeel dat het op de weg van beklaagde had gelegen om, toen intern bleek dat beklaagde ten aanzien van de locatie toch niet vrij stond, dit aan klaagster te melden. Als beklaagde van mening was dat zij de interesse van klaagster in de locatie met de andere partij zou moeten delen zou zij dat aan klaagster hebben moeten voorleggen.

 

6.     Gelet op het hiervoor overwogene is de Raad van oordeel dat de klacht gegrond is. Nu naar het oordeel van de Raad van kwade intenties aan de zijde van beklaagde geen sprake is en beklaagde heeft aangegeven naar aanleiding van dit voorval de interne communicatie nog eens onder de loupe te hebben genomen zal de Raad volstaan met de lichtste straf volgens het Reglement Tuchtrechtspraak.

 

Uitspraak doende: verklaart de klacht gegrond, legt aan beklaagde de straf op van berisping;  

 

veroordeelt beklaagde tot betaling van de kosten van deze klachtprocedure tot een bedrag van € 2.594, te vermeerderen met BTW over € 2.120,-, te voldoen aan de Stichting Tuchtrechtspraak (na uitreiking van een op de kostenveroordeling betrekking hebbende factuur).

 

Verstaat dat aan klaagster het door haar betaalde klachtgeld van € 100,- zal worden gerestitueerd nadat deze uitspraak onherroepelijk zal zijn geworden.

 

 

Aldus gedaan te ‘s-Gravenhage op                                                                        2018

 

door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter,

W.F. Klap, lid en

Mr. J.A. Huijgen, secretaris.

 

 

 

 

A.F.L. Geerdes                                                                                           J.A. Huijgen