19-36 CRvT

19-36 CRvT CR 18/2686 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM. Meetinstructies gebruiksoppervlakte woningen en bruto inhoud. Gebruikmaking van extern deskundige. Vestiging makelaar(skantoor) en bevoegd tuchtcollege. Tenaamstelling kantoor. Datum uitspraak en datum verzending. Klager koopt een woning die door beklaagde wordt aangeboden. In de verkoopbrochure wordt als bruto inhoud vermeld 430 m3. Die maatvoering is opgesteld door een deskundig extern bureau. Omdat beklaagde denkt dat die maatvoering te groot is, bevraagt hij het extern bureau. Dit bevestigt zijn eerdere bevindingen. Na de overdracht ontstaat tussen koper en verkoper discussie over de inhoud van de woning. Een door klager ingeschakelde architect komt lager uit – 362 m3 en nog een andere derde komt op 367 m3. Klager verwijt de makelaar onjuiste informatie. Tevens meent hij dat de makelaar verwarring zaait over de tenaamstelling van de onderneming. De Centrale Raad constateert dat de makelaar de Meetinstructie bruto inhoud heeft gehanteerd. Deze is in samenwerking tussen makelaarsorganisaties, de VNG en de waarderingskamer opgesteld als praktische handleiding voor metingen volgens de NEN-norm 2580 en wijkt daarvan op enkele punten iets af. Deze bruto inhoudinstructie is door de NVM, in tegenstelling tot die inzake gebruisoppervlaktes, niet verplicht gesteld, maar is wel een breed gedragen norm voor het uniform vaststellen van de inhoud van een woning. Waar een makelaar in beginsel mag vertrouwen op de metingen van een extern deskundig bureau en vaststaat dat het onderhavige bureau deskundig is, mocht de makelaar afgaan op diens metingen. Het makelaarskantoor maakt deel uit van een organisatie met meerder vestigingen in het land en maakt daarbij gebruik van diverse handelsnamen. Niet gebleken is dat er onduidelijkheid bestaat over de rechtspersoonlijkheid van de vestiging(en) en dat beklaagde heeft bijgedragen aan onjuiste beeldvorming over zijn onderneming. Bij een onderneming met meerdere vestigingen die onder verschillende raden van toezicht vallen, is zowel de raad bevoegd waar de hoofdvestiging onder valt, als die waar de nevenvestiging onder valt. Als locale kennis vereist is, zoals bijvoorbeeld bij taxaties, kan het de voorkeur verdienen dat de klacht wordt beoordeeld door de raad waaronder vestiging ressorteert waar het gedrag waarover geklaagd wordt, plaatsvond. De Centrale Raad merkt tenslotte op dat als datum van de uitspraak wordt vermeld de datum van de hoorzitting. Dit kan niet juist zijn waar na de zitting een concept-uitspraak wordt opgesteld die na eventueel commentaar van de leden wordt aangepast en na accoordbevinding wordt ondertekend en verzonden. Het is juister, want in overeenstemming met de gang van zaken, als datum van de uitspraak wordt vermeld de dag waarop de definitieve tekst wordt vastgesteld. Nu klager daarvan geen nadeel ondervond, verbindt de Centrale Raad hieraan geen gevolgen.

19-36 CRvT

18-39 RvT Amsterdam