Uitspraken

  • 11-56 RvT Amsterdam

    Informatie aan niet-opdrachtgever. Recht van erfpacht gesplitst van bloot eigendom. Klagers waren geïnteresseerd in een appartement. Uiteindelijk is de aankoop niet doorgegaan omdat klagers er achter kwamen dat er sprake was van een bijzondere situatie. De ontwikkelaars van het appartementencomplex hadden de bloot eigendom van de grond en de daarop gebouwde appartementen gesplitst met als resultaat dat de bloot eigendom bij de ontwikkelaars bleef en t.b.v. de appartementen een erfpachtsrecht in het leven werd geroepen. Klagers menen dat de onderhavige constructie niet deugt en verwijten de verkopend makelaars (beklaagden) dat zij hen onvoldoende hebben geïnformeerd. De Raad kan niet tot de conclusie komen dat de onderhavige constructie niet zou “deugen”, en derhalve evenmin dat beklaagden hieraan geen medewerking hadden mogen verlenen. De beschrijving van het appartement op Funda had wat betreft het punt van de eigendom wel beter gemoeten. Van de gemiddelde verkoper kan niet worden verwacht dat de vermelding “voormalig particulier erfpacht” betekent dat niet zonder meer sprake is van “volle eigendom”, maar van de hiervoor genoemde constructie. Vast staat echter, dat in het eerste contact tussen beklaagden en de makelaar van klagers, mededeling is gedaan van de onderhavige, in Amsterdam bedachte en aldaar niet voor het eerst toegepaste constructie, en dat daarbij is meegedeeld dat daarover meer informatie kan worden gegeven door de notaris, met wie vervolgens door klagers uitvoerig is gecorrespondeerd. Naar het oordeel van de Raad kan onder deze omstandigheden niet worden gezegd dat beklaagden tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Download uitspraak (pdf)

    Lees meer
  • 11-28 RvT Amsterdam

    Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Bouwkundige toestand getaxeerd object. In verband met het faillissement van klager heeft beklaagde van de curator opdracht ontvangen de woning van klager te taxeren. Klager verwijt beklaagde de woning te hoog te hebben gewaardeerd. Het rapport van beklaagde zou diverse onjuistheden bevatten en beklaagde zou de bouwkundige en onderhoudstoestand veel te positief hebben beoordeeld. Klager wijst ter ondersteuning van zijn standpunt op de waardering van drie andere makelaars die de woning op klagers verzoek ook hebben geïnspecteerd. De Raad overweegt dat bij de beoordeling van de staat van onderhoud altijd sprake is van een momentopname. In dit geval is er een niet te verwaarlozen tijdsverloop tussen het rapport van beklaagde en de overige rapporten. Daarnaast is de beoordeling van de onderhoudssituatie in de laatstgenoemde rapporten dusdanig algemeen gesteld dat in onvoldoende mate kan worden vastgesteld dat het rapport van beklaagde op dit punt ondeugdelijk is. Wel staat vast dat beklaagde ten onrechte in zijn rapport heeft vermeld dat zijn taxatie ten doel had om inzicht te krijgen in de waarde van de woning t.b.v. de beoordeling van een hypotheekaanvraag. De tegenwerping van beklaagde dat e.e.a. voortvloeit uit het feit dat een standaard formulier werd gebruikt, kan op grond van de zorgvuldigheid niet als verweer worden aanvaard. Gelet op de aard en het gewicht van dit onderdeel van de klacht, kan beklaagde op dit punt echter geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Nu ook verder niet is gebleken dat beklaagde niet in redelijkheid tot zijn waardering heeft kunnen komen, wordt de klacht ongegrond verklaard. Download uitspraak (pdf)

    Lees meer
  • 11-34 RvT Amsterdam

    Belangenbehartiging opdrachtgever. Ontbreken schriftelijke opdracht. Intrekking opdracht. Belangenverstrengeling Klaagster heeft een huurovereenkomst m.b.t. een kantoorruimte gesloten. Zij meent haar makelaar (beklaagde) geen courtage verschuldigd te zijn. Klaagster voert hierbij aan dat zij een opdracht tot dienstverlening bij aankoop heeft verstrekt, niet voor huur. Voorts zou beklaagde de opdracht zelf hebben neergelegd en zou de huurovereenkomst meer ondanks dan dankzij beklaagde tot stand zijn gekomen. Tenslotte wijst klaagster er op dat beklaagde in het verleden aan het kantoor van de makelaar van de verhuurder verbonden is geweest en stelt zij dat er sprake was van belangenverstrengeling. De Raad concludeert dat in ieder geval op enig moment een opdracht tot stand is gekomen die mede gericht was op de totstandkoming van een huurovereenkomst. Het feit dat niet schriftelijk is vastgelegd dat beklaagde voor zijn werkzaamheden courtage in rekening kon brengen betekent niet dat geen opdracht tot stand gekomen is. Dat beklaagde de opdracht eenzijdig heeft beëindigd is niet gebleken. Nu door beklaagde in het kader van zijn opdracht werkzaamheden zijn verricht kan beklaagde er geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt dat hij courtage in rekening heeft gebracht. De hoogte van de factuur komt de Raad niet onredelijk voor en ook verder zijn er geen aanwijzingen dat de factuur in strijd is met de regels van de Vereniging. Dat beklaagde de voorgeschiedenis van zijn bedrijf aan klaagster heeft uiteengezet is niet, dan wel onvoldoende bestreden. Van belangenverstrengeling is niet gebleken. Download uitspraak (pdf)

    Lees meer