17-130 RvT Noord

Onvoldoende belangenbehartiging. Geen toestemming tot prijsver-laging. Druk van hypotheekbank. In het kader van de beëindiging van hun relatie besluiten klager en zijn ex-partner tot verkoop van hun woning over te gaan. De makelaar krijgt daartoe opdracht waarbij klager als eerste aanspreekpunt zal optreden. De vraagprijs wordt aanvankelijk bepaald op € 539.000. Een half jaar later wordt deze na overleg met de bank omdat de hypotheeklasten niet meer worden betaald, verlaagd naar € 519.000. Als zich bijna een jaar later nog geen gegadigde heeft aangediend wordt de prijs wederom verlaagd naar een bod vanaf € 400.000. Vier maanden later wordt prijsovereenstemming met een koper bereikt voor € 407.500. Klager verneemt daarvan pas als hij de concept-koopacte onder ogen krijgt. Hij acht de opbrengst te laag, maar gaat na raadpleging van een advocaat toch tot medewerking aan de koop en het transport over. Hij verwijt de makelaar dat deze hem volstrekt onkundig hield van de ontwikkelingen. De makelaar van zijn kant stelt dat de communicatie met lager uiterst moeizaam verliep. Klager is piloot en vertoeft veel in het buitenland. Omdat de hypotheeklasten niet meer werden voldaan oefende de bank steeds meer druk uit en dreigde zelfs met executoriale verkoop. Zo’n verkoop zou een nog lagere opbrengst hebben opgeleverd dan thans. De raad van toezicht acht dit verweer niet afdoende. Te allen tijde bepaalt de eigenaar of de vraagprijs wordt aangepast en voor welke prijs wordt verkocht. Uit het veelvuldige mailverkeer met klager blijkt nergens dat deze instemde met prijsaanpassingen. Het is aan de eigenaar/opdrachtgever of hij het risico van verkoop van de bank neemt of niet.  Download uitspraak (pdf)  Uitspraak 17-2648 CRvT

 

De Raad van Toezicht Noord geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

 

 

 

de heer H. H., wonende te W

 

klager,

 

 

tegen

 

 

de heer B. S., aangesloten bij de vereniging, kantoorhoudende te O,

 

de makelaar.

 

 

1.      Verloop van de procedure:

 

1.1.  Klager heeft per mail gedateerd 7 juni 2016 met bijlagen, aangevuld en met kleine wijzigingen per mail gedateerd 8 juni 2016, aan de NVM te Nieuwegein een klacht ingediend tegen de makelaar, door de NVM bij brief van 8 november 2016 aan de Raad van Toezicht Noord doorgestuurd.

 

1.2.  Bij brief van 8 december 2016 met bijgevoegd een USB-stick heeft de makelaar verweer gevoerd tegen de klacht. De USB-stick is in het ongerede geraakt.

 

1.3.  Ter zitting van 19 januari 2017 van de Raad van Toezicht zijn verschenen:

       –         klager

       –         de makelaar

 

1.4.  Partijen zijn door de Raad van Toezicht gehoord en hebben hun standpunten nader toegelicht.

 

1.5.  Bij brief van 30 januari 2017 heeft de makelaar naar aanleiding van de monde-linge behandeling een grote hoeveelheid e-mails aanvullend in het geding ge-bracht.

 

1.6.  Klager heeft hierop gereageerd door middel van een mailbericht van 13 februari 2017.

 

 

2.    De feiten:

 

2.1.   Als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de overgelegde bescheiden, voor zover niet betwist, staat tussen partijen het volgende vast.

 

2.2.   Klager en zijn toenmalige partner waren eigenaars van een woonhuis aan de W-straat 9 te W. In de zomer van 2013 is de relatie tussen de eigenaren beëindigd. Aanvankelijk was het de bedoeling dat klager de woning zou verlaten en zijn ex-partner zijn aandeel zou overnemen.

 

2.3.   Op 7 april 2014 heeft klager de makelaar ingeschakeld om de mogelijkheden van verkoop van het object te bezien. Daartoe heeft (alleen) klager op 8 april 2014 een opdracht tot dienstverlening bij verkoop aan de makelaar verstrekt. De ex-partner van klager wilde in beginsel niet meewerken aan verkoop, omdat zij de wens had klager te kunnen uitkopen, maar had daarbij aangegeven wel medewerking te zul-len overwegen aan een verkoop, indien zich daadwerkelijk een koper zou aandie-nen. De ex-partner van klager heeft de makelaar uitdrukkelijk verzocht om niet haar, maar klager als eerste aanspreekpunt te beschouwen.

 

2.4.   In juli 2014 is de woning vervolgens daadwerkelijk ter verkoop aangeboden. Bij die gelegenheid is de vraagprijs vastgesteld op € 539.000,– k.k..

 

2.5.   In augustus 2014 heeft klager zijn intrek genomen in een andere woning. Op dat moment is hij gestopt met het voldoen van de hypotheeklasten met betrekking tot de woning en ook zijn ex-partner heeft niet aan de bank betaald.

 

2.6.   In september 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden met de hypotheekbank, naar aanleiding waarvan de vraagprijs is verlaagd tot € 519.000,– per eind december 2014.

 

2.7.   Eind juli 2015 is de vraagprijs van de woning verlaagd tot “een bod vanaf € 400.000,?-“.

 

2.8.   In november 2015 is door bemiddeling van de makelaar principeovereenstemming bereikt met een potentiële koper voor een koopsom van € 407.500,– k.k. De door de makelaar opgestelde koopovereenkomst is zowel door klager (op 16 december 2015) als zijn ex-partner (op 4 december 2015) getekend. Korte tijd later heeft de eigendomsoverdracht plaatsgevonden.

 

 

3.         De klacht:

 

3.1.   Klager stelt dat de makelaar zijn belangen als (mede-)eigenaar van de onderhavige woning en opdrachtgever onvoldoende heeft behartigd, met name door:

 

a.  de vraagprijs van de woning zonder voorafgaand overleg en toestemming van klager substantieel te verlagen en

b.  klager te confronteren met een voldongen feit door hem op 1 december 2015 een (concept) koopovereenkomst toe te zenden wegens met een potentiële koper bereikte overeenstemming voor een koopprijs van € 407.500,– k.k., waardoor klager zich gedwongen zag deze overeenkomst te accepteren.

 

3.2.   Klager stelt dat hij de opdrachtgever van de makelaar was en dat ook was afge-sproken dat hij eerste contactpersoon was. Klager stelt dat hij alleen akkoord is gegaan met een verlaging van de oorspronkelijke vraagprijs van € 530.000 k.k. naar € 519.000,– k.k. per eind december 2014 mits deze verlaagde vraagprijs een jaar ongewijzigd zou blijven. Klager verwijt de makelaar dat hij ondanks deze afspraak zonder voorafgaand overleg met en toestemming van klager, blijkbaar op instigatie van de hypotheekbank en in overleg met de ex-partner van klager, de vraagprijs substantieel verlaagd heeft, zelfs (uiteindelijk) tot “een bod vanaf € 400.000,–“.

 

3.3.   Dit alles weegt voor klager nog zwaarder, omdat klager zich pas op 1 december 2015, door toezending van de (concept)koopovereenkomst, bewust werd van het feit dat er al in verregaande mate overeenstemming met een koper was bereikt voor een bedrag dat in beginsel voor hem onacceptabel was. Klager heeft zich om die reden toen tot een advocaat gewend, en uiteindelijk besloten zich niet tegen de verkoop te verzetten, ondanks dat hij het daarmee oneens was wegens de in zijn visie te lage verkoopprijs. Klager geeft aan dat hij wel degelijk andere opties had willen onderzoeken dan verkoop voor dit naar zijn oordeel veel te lage bedrag. Bijvoorbeeld het betalen van de achterstallige termijnbetalingen op de hypotheek, de woning zelf gaan bewonen en met de bank een regeling treffen. Op die manier zou hij, in ieder geval voorlopig, de woning kunnen bewonen, zodat geen sprake zou hoeven zijn van gedwongen verkoop en een verbetering van de marktom-standigheden had kunnen worden afgewacht. Door het eigenmachtig optreden van de makelaar zijn die opties klager uit handen genomen.

 

3.4.   Klager wijst het verweer van de makelaar dat hij moeilijk bereikbaar zou zijn wegens veelvuldig verblijf op wisselende plaatsen in het buitenland, van de hand. Hij heeft steeds gebruik gemaakt van dezelfde mailadressen en die ook regelmatig gecontroleerd op binnenkomende e-mails. Klager had daartoe ook alle belang, omdat diezelfde adressen door hem ook zakelijk werden gebruikt voor het aan-nemen van nieuwe opdrachten. Klager geeft aan dat uit de grote hoeveelheid mailberichten, die de makelaar in het geding heeft gebracht, nergens blijkt dat hij heeft ingestemd met verlaging van de vraagprijs onder de € 519.000,– k.k..

 

 

4.    Het verweer:

 

4.1.   De makelaar voert, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende verweer.

 

4.2.   De makelaar stelt dat het contact met klager juist wel erg moeizaam verliep, met name doordat klager piloot is en om die reden veelvuldig voor langere tijd in het buitenland verblijft. Als gevolg daarvan was de makelaar voor de communicatie met klager vooral aangewezen op e-mail. Op e-mails van de makelaar reageerde klager echter vaak niet of vertraagd. Omdat de makelaar (ook) contact had met de ex-partner van klager en de hypotheekbank, werd hem duidelijk dat de hypotheek-lasten niet langer betaald werden en dat daarom de hypotheekbank in toenemende mate druk uitoefende om tot onderhandse verkoop van de woning te komen, onder de dreiging dat zij bij gebreke van een dergelijke verkoop tot executie van haar hypotheekrecht zou overgaan. Omdat er geen belangstelling was in de markt, was naar het oordeel van de makelaar een verlaging van de vraagprijs noodzakelijk om op korte termijn tot een transactie te kunnen komen ter vermijding van executoria-le verkoop. Omdat een dergelijke verkoop naar het oordeel van de makelaar in het geheel niet in het belang van klager en zijn ex-partner zou zijn, heeft hij gemeend de verlaging van de vraagprijs, zoals door de bank min of meer gedicteerd, te ef-fectueren, mede omdat de ex-partner van klager daar ook uitdrukkelijk mee in-stemde. De makelaar geeft aan dat hij over deze verlaging wel geprobeerd heeft met klager als zijn opdrachtgever te communiceren, maar dat dat niet gelukt is[1].

 

4.3.   Naar het oordeel van de makelaar was de in november 2015 bereikte mogelijkheid

tot verkoop een zonder meer te verkiezen alternatief bood boven gedwongen verkoop door de hypotheekbank. De makelaar wijst erop dat de bank op 9 november 2015 nog een mail aan klager heeft gezonden waarin de bank heeft aangegeven over te zullen gaan tot gedwongen verkoop indien klager niet akkoord zou gaan met de voorgenomen verkoop.

 

4.4.   De makelaar meent dan ook dat geen sprake is van onvoldoende belangenbehar-tiging, nu hij naar zijn oordeel onder de gegeven omstandigheden het best moge-lijke resultaat heeft bewerkstelligd en executoriale verkoop heeft voorkomen. Indien klager niet zou hebben ingestemd met de verkoop zou dit hebben geleid tot een gedwongen verkoop door de hypotheekbank, hetgeen tot een veel lagere op-brengst zou hebben geleid. En uiteindelijk heeft klager ook ingestemd met die verkoop, zelfs na raadpleging van een advocaat.

 

 

5.    Beoordeling van het geschil:

 

5.1.     De klacht richt zich tegen makelaar S te O; deze is aangesloten bij de NVM en bij de afdeling […]. De Raad van Toezicht Noord NVM is derhalve bevoegd om van de klacht kennis te nemen.

 

5.2.     Op basis van de in april 2014 gemaakte afspraken tot dienstverlening bij verkoop was klager – formeel samen met zijn ex-partner – de opdrachtgever van de ma-kelaar, waarbij was afgesproken dat klager eerste aanspreekpunt zou zijn.

 

5.3.     Klager is slechts schoorvoetend akkoord gegaan met een verlaging van de vraagprijs van de woning naar € 519.000,–. Mede gezien het feit, dat door hun uiteengaan, de belangen van klager en zijn ex-partner niet parallel liepen, is de Raad van Toezicht van oordeel dat een verlaging van de vraagprijs door de ma-kelaar slechts geëffectueerd had mogen worden indien in ieder geval (ook) klager – als eerste aanspreekpunt – daarvoor expliciet toestemming had gegeven. Klager ontkent dat hij een dergelijke toestemming heeft gegeven. Ondanks dat de make-laar een grote hoeveelheid e-mailberichten aan de Raad van Toezicht heeft over-gelegd, is hij er niet in geslaagd aan te geven uit welk bericht zou blijken dat klager (ongeclausuleerde) toestemming heeft verleend voor het verlagen van de vraagprijs, met name tot “een bod vanaf € 400.000,–“, of de Raad op andere wijze van het bestaan van die toestemming te overtuigen.

 

5.4.     Naar het oordeel van de raad weegt dit toestemmingsvereiste zwaar, omdat eige-naren van een object te allen tijde zelf moeten kunnen bepalen of zij dat object voor een bepaalde prijs te koop willen aanbieden, respectievelijk willen verkopen. De door de makelaar aangevoerde omstandigheden, (a) slechte communicatie/e-mailcontact tussen partijen en (b) toenemende druk vanuit de hypotheekbank om tot verkoop te geraken, rechtvaardigen naar het oordeel van de raad geen inbreuk op het hiervoor genoemde uitgangspunt van toestemming voor verlaging van de vraagprijs. De makelaar dient in het kader van zijn belangenbehartiging zijn opdrachtgevers te adviseren, soms zelfs dringend te adviseren, maar beslissingen omtrent de vraag- en verkoopprijs dient hij aan opdrachtgevers over te laten. Ook als de makelaar van oordeel is dat het nemen van een bepaalde beslissing of het uitblijven daarvan de belangen van de opdrachtgever schaadt.

 

5.5.     De Raad is van oordeel dat de makelaar niet overeenkomstig onderdeel 2 van de Erecode heeft gehandeld en verklaart de klacht dan ook gegrond.

 

5.6.     De Raad realiseert zich dat klager in beginsel niet gedwongen was de koopover-eenkomst in december 2015 te tekenen. De Raad heeft echter begrip voor het feit dat klager zich onder gegeven omstandigheden, waaronder de opstelling van de hypotheekbank, de facto gedwongen zag toch tot ondertekening van de koopover-eenkomst over te gaan, hoewel hij het met de koopprijs oneens was. Het feit dat klager de koopovereenkomst heeft ondertekend, neemt het bezwaar van de Raad tegen de handelwijze van de makelaar dan ook niet weg.

 

6.          Uitspraak:

 

6.1.     Verklaart de klacht gegrond.

 

6.2.     Legt de makelaar de maatregel van berisping op.

 

6.3.     Veroordeelt de makelaar tot betaling van een bedrag van € 3.255,– (inclusief 21% btw) aan de NVM als bijdrage in de kosten van de behandeling.
Dit bedrag dient te worden overgemaakt op rekeningnummer […] t.n.v. de NVM onder vermelding van: […]

 

 

Aldus beslist door de Raad van Toezicht Noord NVM, bestaande uit mr. U. van Houten, voorzitter, P.J. de Jong, makelaar-lid en mr. H.R. Quint/lid, secretaris, op 1 maart 2017

 

 

 

mr. U. van Houten                                  mr. H.R. Quint

Voorzitter                                               Secretaris